Vlaamsche Arbeid. Jaargang 1(1905)– [tijdschrift] Vlaamsche Arbeid, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Sonnet Hoe is nu alles stil en onbewogen, De late zonne schijnt zoo wijd en zacht, Haar roodend rood ziet met bewogen oogen naar 't droomend land dat stil haar tegenlacht. Hoe ligt nu 't land met weemoed overtogen, Geen zware weelde meer, geen bloeitepracht, Broos-teere schoonheid die stil angstig wacht Naar 't stille leven dat komt aangetogen... De bleeke rozen en de wrakke blaren In 't weeke windewaaien stervend staren met traag gezie naar 't wijkend lenteland. Uit zieleverten stijgen stemmen, storend De teerheid van het bleeke wachten, hoorend Geen weerklank meer in 't wijkend kinderland. Maurits Van Winckel Vorige Volgende