Vlaamsche Arbeid. Jaargang 1(1905)– [tijdschrift] Vlaamsche Arbeid, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 49] [p. 49] Avond De zonne zonk en de avond-meren die wentelen weer hun vlakte open zoo teer getint heel 't westen door. De vogelen weven lieve lijnen al vleugelend weg en weder drijven die zoet-gekleurde wateren door. Ik heb mijn ziel zoovele dagen door roode avonden gedragen, vol geerten onbepaald en nood. Ik voel nu heel mijn hert verteren, vervloeien lijk die avond-meren, die stil verwenden en vergaan. En door mijn ziel nu stroomen varen, van louter liefde en louter goedheid, die me overstelpen dees laat uur. Ik zou mij willen nedernijgen, met lief gebaar van heelende handen alover droeven angst en nood. O kan geen zuster-ziel mij komen?... Ik zoende nooit maar 'k zou nu zoenen want heel mijn hert nu opengaat. Ik moet mijn liefde laten varen tot boven roode en peersche diepten, geen ziel die dees mijn ziel verstaat; [pagina 50] [p. 50] en toch o mocht dees' avond duren eeuwig duren, nimmer enden, één stond is nu een leven weerd; de luchten ruischen van de liefde en 't eindloos groot en zoet beloven der nieuwe zon, die dagen zal. Jozef Muls. Vorige Volgende