En zoo met tal van andere bijgeloovigheden!
Het kruis verving Wodan's hamerteeken op de deuren der boerenwoningjes. Sint Michaël erfde van Mercurius, die den zielen tot geleider diende bij haar intrede in het Walhalla. Ostara's feest heette voortaan Paschen, en voort deelde de zoete godin der lente eieren uit, die nu van Rome kwamen. Sint Jan hield den midzomerdag voor zich met zijn vreugdevuren, ter eere van den schoonen Balder. Het joelfeest, de tijd der rust na het zwoegen in den oogst, met zijn heidensche koeken en versch gebrouwen huisbier, werd Sint Niklaas, Sinte Lucia, Kerstmis, Nieuwjaar, Drie koningen, die heele reeks en zoo bij elkaar liggende vreugdedagen voor den landsman.
En aldus ook, zóó ge wilt, wreekten zich de weggejaagde goden en godinnen over hunne vreemde verdringers, ze kwamen terug, ze zullen eeuwig terug komen, doch verjongd en gewijzigd.
- Ik dacht niet, opperde Jules nadenkend, dat onze vormendienst zoo diep wortelde.
- Tot op den bodem der eerste menschelijke ziel, mijn jongen, toen zij voor de eerste maal tot bedenking kwam, in den afgrond der tijden, lang vóor de talen zich scheidden, en de mythen en dogmas cristaliseerden in bepaalde formulen. Wanneer, bij storm en bliksemflits, gij de twee vingeren in wijwater doopt en een kruis trekt over uwe borst, dan slingert zich die daad, uws eigen onbewust, over honderden eeuwen heen, tot aan den spelonkbewoner onzer germaansche oerwouden, die, bij het bulderen van Wodan's hamer op het wolkenaambeeld, vreesachtig naar het hamerteeken opkeek, dat achteraan op de deur der hut in rood krijt geschilderd stond, ter eere van den donderenden god. En daarom is het geloof onuitroeibaar, ten minste in zijn wortel. Namen veranderen, Zeus verjoeg de mindere goden. Christus Zeus, oude vormen vallen af, nieuwe botten uit, gelijk de bladeren aan de boomen. Laat lente en winter wentelen en draaien, het levendbrengend sap vloeit immer frisch en helder op. Anima naturaliter christiana, zegde reeds de oude Tertullianus op zijn manier, het geloof aan iets hooger is in zoover met het wezen onzer ziel saamgegroeid en vernesteld, dat zij niet meer te scheiden zijn dan het bloed van ons vleesch.
Bert van Mettenyen