Vlaamsche Arbeid. Jaargang 1(1905)– [tijdschrift] Vlaamsche Arbeid, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 35] [p. 35] De Wagen Met schuddende manen, op dansende banen, door wouden en boomengeruisch, door 't waaien en 't wagen van golvende vlagen, verhaast u, o rossen, naar huis. Het westen gedurig gaapt breedmonds en vurig en rood is de hemel als bloed; en verre weg dolen en heuvel en molen, omscheisterd van smeulenden gloed. Wij stormen, wij vluchten door dorpen, gehuchten, langs kerkplein en herberg en stal, met daavrend gedommel, met klaatrend gerommel, met zang en weergalmend geschal. De heuvelen dagen, lijk reuzige hagen versperrend de donkere baan. En glimmende poelen met wouden die woelen, verschijnen in 't glansen der maan. [pagina 36] [p. 36] Lijk spokige rotsen, in 't hotsen en klotsen, verspringen de sperren dooreen, al sperken en bruischen. De woudkruinen mischen vol woelingen over ons heen. De streuvlige boomen in storremrij stroomen de hoogten op buldrend en grim; en lastig vertragen de rossen, de wagen in hijgenden, zwijgenden klim. Daar flonkert een sterre. Wij zijn nog zoo verre, zoo verre, zoo verre van huis. Het donkert, 't valt regen, - zegt vader verlegen, - we zijn hier aan 't bloedende kruis. Daar krassen de raven op 't veld van de graven. Ginds doomt er een brandende klip. In plonsende slagen verkrasselt de wagen, een wentelend wiegelend schip. Met donkere vormen bewoeld van de stormen is 't stikkende luchtruim bevracht. Geen uitweg is open. Verdronken, verzopen ligt alles in eindlooze nacht. [pagina 37] [p. 37] Nu drommen en pramen de herten te zamen in hijging en angst van de dood. De hoofden die nikken, de boezems die schrikken bij daavring of hotsing of stoot. Wat gaat er gebeuren! De nachtwolken scheuren! De wagen geaarseld, geheld, gestremd en gevangen blijft zwijmelend hangen hoog boven het wemelend veld. Zie wriemlen en krielen, zie wenden en wielen die droomwereld onder ons heen, vol draaiende lichten, vol klare gezichten van waatren en blinkende steên. Een schok roert den hemel. Plots sterft het gewemel. De wagen bonst neer uit de lucht. 't Is hotsen en rollen en hollen en bollen ter diepten in daavrende vlucht. 't Is dalen, 't is dalen, al wielen, al walen, door duizlig en dondrend gedruis, totdat wij van schrikken en angsten schier stikken. God help ons. Waar zijn wij nu? 't Huis. Delfien Van Haute. Vorige Volgende