De Vlaamse School. Nieuwe reeks. Jaargang 11
(1898)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De–
[pagina 111]
| |
![]()
Karel Doudelet. - Dekoratieve tekening uit een omlijsting voor ‘Mijn herte weet’.
| |
Nieuwe Boekverluchting van Karel DoudeletGa naar voetnoot(*)![]() KAREL DOUDELET heeft voorzeker reden, om tevreden te zijn over de bijval, hem, gedurende de vier à vijf jaren, waarin hij zich meer bepaald op dit vak is gaan toeleggen, als boekverluchter te beurt gevallen. Wel was deze bijval niet onvermengd. Een enkel biezonder streng en wellicht ook wel wat doktrineer beoordelaar, J. Meier Graefe, oefende, b.v., scherpe krietiek uit over de in hout gesneden verluchtingen voor het door Buschmann uitgegeven Van Here Halewijn en de mekanies-vermenigvuldigde tekeningen voor Van Jezus; doch andere, niet minder gezaghebbende boekenkundigen aarzelden niet, juist deze zelfde reeksen illustrasies, ofschoon zeker ook noch steeds meer de eerste, voortreffelik te noemen. Dit deed o.a. Ph. Zilcken in het Noordnederlandse weekblad, De Amsterdammer, Th. de Wyzéwa in Le Temps van Parijs, en verder de gewone verslaggevers van De Nederlandsche Spectator, Le Réveil (Gent) en Le Mercure de France. Van een andere kant mag men niet verzwijgen, dat van geen ander Vlaams of zelfs Belgies illustrator de boekversieringen en tekeningen met evenveel graagte door de uitgevers van buiten- en binnenlandse tijdschriften werden opgenomen, als van Doudelet. De te Berlijn verschijnende Pan, het te Amsterdam verschijnende Elsevier's | |
[pagina 112]
| |
geïllustreerd Maandschrift, de Franse tijdschriften La Revue blanche, Le Mercure de France, L'Ermitage, L'Estampe moderne, brachten, evengoed als onze eigen Vlaamse School en de sedert gestaakte Réveil van Gent, herhaaldelik van zijn werk: buitentekstplaten, kop- en eindstukken, randlijsten, versierde hoofdletters, en wat zo al meer, onder de ogen van hun lezers. Bestuur en redaksie van De Vlaamse School hebben ondervonden, hoe algemeen de kop- en eindstukken, de ieniesjalen en andere kleine versieringen, welke Doudelet voor hun eigen uitgaaf vervaardigde, in de smaak vielen van Duitse, Franse en Engelse uitgevers. Van verscheiden kanten toch werden zij aanzocht, de kliesjees van deze kleine kunstwerken tegen andere, meer dans eens heel wat groter en gewichtiger, te willen ruilen. Ook dit zal wel niemand verwonderen, die zich de moeite wil geven, de bewuste stukjes aandachtig te beschouwen. Doudelet was wellicht nooit gelukkiger dan toen hij deze ontwierp. In hun bondige, sobere, scherpe behandeling zijn zij, elk op zich zelf, volkomen affe plaatjes, die, daarenboven, met de drukletter van onze uitgaaf in volmaakte overeenstemming zijn. In deze beide opzichten overtreffen zij
Karel Doudelet. - Dekoratieve tekening uit een omlijsting voor ‘Mijn Herte weet’.
dan ook ver al wat zelfs de mooiste en rijkste buitenlandse tijdschriften in dezelfde aard hebben opgeleverd. Zijn ‘vertolkingen’, - want, dit zijn zij in de volste zin van 't woord, heel wat meer en beter inderdaad dan louter illustrasies, - zijn ‘vertolkingen’ dus van de inhoud van Douze Chansons de Maurice Maeterlinck kon ik hier zeker wel onbesproken laten, in een tijdschrift, dat er, pas in zijn vorige jaargang, een uitvoerig opstel aan wijdde. Ik ben echter wel genoodzaakt er even op terug te komen, en dit om een dubbele reden. In de eerste plaats toch ben ik zo vrij, de beste van deze ‘vertolkingen’, met name die bij Les sept filles d'Orlamonde, Les trois soeurs aveugles, J'ai cherché trente ans, Et s'il revenait un jour, Ma mère n'entendez vous rien, en andere, evenals, overigens, de meesterlike ‘Blinde’, die mede in dit tijdschrift verscheen, mee te rekenen tot het allerdegelikste, wat, in de laatste tijden, waar en door wie ook, in het vak van de boekverluchting werd voortgebracht. Mijn tweede reden is echter noch gewichtiger. Mij komt het, namelik, voor, als was met dit werk voor Doudelet een evolusie aangebroken, welke zich, van dan af tot heden toe, regelmatig en logies voltrokken heeft. En ziehier, wat ik op het oog heb. Het valt niet te loochenen, dat - hoe Vlaams ook van opvatting en gevoel, de vroegere tekeningen van onze jeugdige Gentenaar meer | |
[pagina 113]
| |
Karel Doudelet. - Illustrasie uit ‘Dit zijn Vlaamsche Sprookjes’ (Van Jan, die om de koningsdochter reed).
dan eens, door zekere biezonderheden van behandeling, er tamelik Italjaans uit zagen. De invloed van de artiesten van de vroegste Italjaanse Wedergeboorte, - door Doudelet, wellicht ten onrechte, met groter voorliefde, en juist in zijn eerste ontwikkelingstijd, bestudeerd dan onze eigen Vlaamse meesters, - doet zich, b.v. in de anders uitstekende Halewijn-platen noch duidelik gevoelen. In andere tekeningen, men kan er de in 1896 voltooide tekening bij mijn eigen | |
[pagina 114]
| |
Karel Doudelet. - Dekoratieve tekening uit een omlijsting voor ‘Mijn Herte weet’.
versje, Wéer 't Paradijs (zie De Vlaamse School, 1898, 1-2,) even op nakijken, viel ook wel eens meer assiemielasie van de manieren van anderen, - ouden of priemietieven steeds, dan de uiting van innigst eigen gevoel en zien op te merken. Zo b.v. de boompjes in pas gemelde plaat; hoe die takjes aan de stammen vastzitten; hoe die stammen zelf behandeld zijn... Zo ook meer dan één houding en gebaar van engelen en koningen in Van Jezus... Dat deed wel naïef, altemaal; maar heus en volkomen naïef, kinderlik, goedgeloofs naïef, was het misschien wel niet. Nu verschijnen, op dit eigen ogenblik, twee door Doudelet geïllustreerde werken, welke het verheugend bewijs leveren, dat Doudelet zelf van dit tweevoudig ‘zwak’ is bewust geworden en dat hij er ernstig naar streeft, het te overwinnen. Ik weet wel, dat er hier van geen voorbedachtheid bij de artiest kan spraak zijn; immers, omdat het op mijn eigen voorstel was, dat de uitgever van der Poorten om zijn medewerking aanzocht. Nu echter, dat de twintig of meer tekenigen, door Doudelet voor Dit zijn Vlaamsche Sprookjes vervaardigd, vóor mij liggen, wordt het mij duidelik, hoe voordelig het op de bewuste evolusie moest inwerken deze onvervalste, in en door naïeve, dubbel en dwars Vlaams-Duitse vertelsels te verluchten. De algemene behandeling van deze tekeningen komt wel geheel overeen met die van Doudelet's vroeger werk; de artiest heeft zelfs hoogst verstandig gehandeld, geen nieuwe, volstrekt andere trant aan te nemen; doch de sporen van uitheemse en renaissance-invloeden zijn veel, veel zeldzamer en het geheel is, wat het vooral zijn moest, eerlik volks en werkelik naïef Vlaams. Enkele van deze platen zijn - en het is zeker jammer - niet op | |
[pagina 115]
| |
Karel Doudelet. - Illustrasie uit ‘Dit zijn Vlaamsche Sprookjes’ (Van het Meisje, dat door haar dode Minnaar werd meegevoerd).
de hoogte. Zij vertonen duidelike sporen van overhaasting; de nauwgezette zorg, welke men in de meeste werken van Doudelet kan waarnemen, werd er niet aan besteed. Doch, niet naar z'n minder goede, alleen naar z'n betere dingen mag men een kunstenaar beoordelen. Men legge dus de platen van O.L. Vr. Glazeken; De eerste Molenaar; Van Jan die om de Koningsdochter reed, niet te voel of niet te paard; Van het Meisje, dat | |
[pagina 116]
| |
Karel Doudelet. - Illustrasie uit ‘Dit zijn Vlaamsche Sprookjes’ (Moer en Koren).
door haar dode Minnaar werd meegevoerd; Van Duimken; Moer en Koren; Het Schaap zonder Hart, andere noch, naast de tekeningen voor Van Jezus, en men zal, bij alle overeenkomst in de manier van werken, al spoedig opmerken, hoe de sprookjes-verluchtingen uit een veel eigener, Vlaamser ingeving gesproten zijn dan de ander. Noch van een ander werk van Doudelet ontvingen wij dezelfde indruk, namelik van de versieringen, door hem ontworpen voor een verzameling gedichten of ‘loverkens’ in oud-Vlaamse trant, welke | |
[pagina 117]
| |
Karel Doudelet. - Dekoratieve tekening uit een omlijsting voor ‘Mijn Herte weet’.
Hendrik de Marez bij de uitgever van De Vlaamse School laat verschijnen. Ik zou bijna durven zeggen, dat de tekenaar tot heden geen volmaakter werk leverde dan dit. Eigenlike illustrasies leverde hij niet. Hij beperkte er zich toe, voor elke bladzijde tekst, - in de regel, hier, voor elk stukje, - een omraming te ontwerpen, die, zo zij de eigen betekenis van het vers al niet verduidelikt, dan toch elke pagiena drukwerk, àls drukwerk juist, tot een uiting van ware en meer, veel meer dan gewone schoonheid maakt. Elke omraming bestaat uit vier smalle, langwerpige -, en evenvele brede, waarvan drie bijna vierkante motieven, die afzonderlik gekliesjeerd, op verschillende wijs kunnen bij elkaar gebracht worden. In het geheel zijn er, meen ik, wel een twaalftal grote en evenveel kleine, waarmee het de drukker mogelik wordt, minstens een achttal verschillende gehelen saam te stellen. Hier nu is haast alles te prijzen. De verdeling is uitstekend; mooi komt, met, links, de smalle, en rechts de grotere motieven, de woordtekst, waarrond en tussen opzettelik vrij veel wit open bleef, bij de deftige grijze toon van de tekeningen uit. De motieven zijn eigenaardig gevonden en in hoge maat dekoratief: Vlaamse boerinnetjes in stemmige kapmantels, zittend of wandelend in een weide; de loze Tybaert, listen verzinnend in een donker hoekje; een paar zwaantjes, een schaap, een geit; een landschapje, waarboven de zon opkomt; enz.. Alles natuurlik, bescheiden gestieliezeerd en streng dekoratief behandeld. Druk en versiering versmelten tot een geheel, zo harmonieus, als wellicht tot nu toe geen enkel Noord- of Zuid-Nederlands artiest wist te verwezenliken. Nu mag het zijn, dat ook in Mijn Herte weet evengoed als in Dit | |
[pagina 118]
| |
zijn Vlaamse Vertelsels hier en daar een enkel trekje noch wat te veel berekening, wat te veel handigheid verraadt, zo b.v. dat linke voorbeen van het geitje op bl. 3; over 't algemeen toch is hier alles veel oprechter, naïever, meer gemeend dan in de eerste illustrasies, die ons van Doudelet bekend werden. Mij is het een ware vreugd geweest, met deze nieuwe reeksen illustrasies en boekversieringen kennis te maken. Gaarne wilde ik dan ook de eerste zijn, om ze in enigsins ruimer kring aan te bevelen.
Pol de Mont. ![]()
Karel Doudelet. - Dekoratieve tekening voor het omslag van ‘Mijn Herte weet’
| |
[pagina 119]
| |
![]()
Karel Doudelet. - Illustrasie uit ‘Dit zijn Vlaamsche Sprookjes’ (O.L. Vr. Glazeke).
|
|