Florent Crabeels
Tentoonstelling in de zaal Verlat 9-16 november 1895
In onzen derden jaargang poogden wij de eigenaardige strekking en het zeer wezenlijk talent van Florent Crabeels te schetsen bij gelegenheid eener tentoonstelling zijner werken in 1890 gehouden.
De trant is dezelfde gebleven. Licht, immer licht; licht op de aarde, en licht in den hemel. Niet alleen het licht zooals het zich voordoet op den middag in het open veld, alles in blanke klaarheid doende trillen; maar ook zooals het des morgens in fijn grijzen toon door den lichten mist poogt te dringen; zooals het des avonds aan den diepen donkerblauwen hemel roerloos vaststaat of zooals het des winters bij ondergaande zon het sneeuwveld in de achtergronden met oranjetonen doet gloren.
Hoe en waar hij echter het licht ziet, altijd ziet hij het op zijn manier: het is blond, onbevlekt blond, eeuwig jong, eeuwig maagdelijk. De zon voor hem geeft klaarheid, geeft blankheid, maar geen warmte, geen schaduw. Voor hem bestaat er geen bruin, geen clair-obscur. Het gevolg is dat de werking uit contrast geboren wegblijft, dat alles vlak is, en effen, zonder uitsprong, zonder dikte of diepte. Het is de triomf der kleurenvlek, licht op licht, met iets doorschijnend, iets vlokkig, iets onvast in de wereld zooals hij die ziet; een droom van een schilder, gedroomd in vollen dag, met open oogen; een visioen van eindelooze klaarheid.
Het is lachend, het is jeugdig en jong, het is eigenaardig en stralend, maar het schimachtige overheerscht te zeer, en de schilder vermeidt zich veel te veel, en meer en meer uitsluitend, in die gedurige aanbidding van den blonden zonnegod, aan wien hij alles, vorm en kleur erin begrepen, opoffert.
Waar Crabeels zichzelven gelijk in blijft en eerder zich in volmaakt, is in het schilderen zijner hemels. Dit doet niemand hem na. Daar past volkomen zijn opvatting van de wazige, lichte en lichtende uitgestrektheid. Die grondelooze holten daarboven, waar het vastste lichaam een wolk en de hoogste kleur een donzig blauw is, past hem en hij weet dit doorschijnende van den hemel, die samensmelting van wattig wit met fluweelig blauw, dit doordrenken van de dunne wolk met het hemelsch azuur op onovertroffen wijze weer te geven.
Een schilder van den hemel dus, eerder dan van de aarde. Een realist nochtans, maar een bij wien de realiteit meer en meer onvast wordt en in het onstoffelijke dreigt te verdampen; een die op zijn schilderijen evenals een onzer dichters op zijn verzen zou mogen schrijven: dit zijn zonnestralen.
Max Rooses.