eene teekening, een schilderij, een beeldhouwwerk, een zeer ingewikkeld oord uit de natuur; maar eene andere lichtstraal is noodig bij de plaatsnee, om tot zulken uitslag te geraken: de lichtstraal van het verstand.
De hand van den plaatsnijder wordt geleid door het oog, door den geest en door het hart, en voorwaar is de invloed der beide laatste faktoren niet de geringste bij het voltooien van het werk. Daarom is 't, dat, wat de techniek betreft, kinderachtig onvolmaakte platen soms nog die aantrekkelijke behoorlijkheid bezitten, nog dien stempel dragen van 't genie, die ontbreekt aan elk voortbrengsel der nijverheid, welke in weerwil van al hare volmaaktheid, ja, om die volmaaktheid wellicht, koud laten, en alhoewel behaaglijk het oog streelend, noch geest noch hart treffen.
't Is het onverwachte, 't zijn de onjuistheid, de onregelmatigheid, tot de ongelijkheid van trekken en lijnen toe, in een woord de sporen der onvolmaaktheid van 't wezen, dat het werk voortbracht, de bewijzen zijner menschheid en voor alles zijner persoonlijkheid, die tusschen den kunstenaar en den toeschouwer dien innigen band leggen, beginnende met begrijpen om te eindigen met bewondering en verrukking.
Het mekanieke orgel, dat met verbazende juistheid speelt, streng in maat en kadans, slipt in toon, nooit een nootje misslaande, is er ver af de ontroering te verwekken die een virtuoos mededeelt, wanneer hij zijn eigen stuk of dat van eenen anderen meester uitvoert.
Indien een muziekstuk bij zulk voorbeeld mag vergeleken worden met eene teekening of met eene schilderij, de speler met den plaatsnijder, dan neemt het mekanieke orgel hier de plaats in van de grafieke toestellen, en deze verdienen, in den echten zin van het woord ‘kunst’, voorwaar geene min gestrenge bestempeling dan degene, die gewoonlijk toepasselijk is op het muziekinstrument, dat de uren van uitspanning bij het volk opvroolijkt.
Bij het verschijnen der fotografie, nadat de eerste uitingen van verrassing en bewondering wat bedaard waren, ging een algemeene kreet op uit het kunstlievend publiek. De grootste pessimisten klaagden, dat de fotografie de schilderkunst onderscheppen ging, minstens heelemaal omwentelen. Volgens hen zou de kunst, die toch nooit de volmaaktheid der donkere kamer kan bereiken, binnen kort veroordeeld zijn tot werkeloosheid en onvruchtbaarheid.
Sindsdien is de lichtteekening nogtans met reuzenschreden vooruitgaan: heden wonen wij de wording bij van eene nieuwe spruit, die zij eenmaal afwerpen zal, en die zegerijker en schitterender dan hare moeder zal geboren worden: de kleurlichtteekening.
Maar hoe meer we die ontdekking, waarop de xixe eeuw met recht roemt, zien volmaken en andere wonderen voortbrengen, hoe verder zien wij haar ook van den weg afwijken, dien de kunst, van af het begin der eeuwen gevolgd heeft en immer volgen zal.
Verre van de schilderkunst te benadeelen, is de fotografie haar slaaf, haar trouwe dienaar geworden. Zij is het die, instede van het gewrocht van 't genie te vervangen, het vermenigvuldigt, het doet kennen, het verspreidt, en zij schenkt in zekere mate aan de min bedeelden der fortuin de voldoening, om deel te nemen aan het prachtige banket van 't geestesgenot, eertijds alleen voorbehouden aan de machtigen der aarde.
Alzoo wordt de schilderkunst door de lichtteekening geholpen in haar groot beschavend werk: loutering des gevoels en der gedachte.
(Wordt voortgezet).
P.B.