Voorbij
O niets te hooren bij nacht of dag
Wat klaag ik, en vraag, in wake als in droom,
bloesem en bloem van mijn levensboom
Bloesem van schoonheid en bloemen van zang,
- ál zangen van licht! - in hun zoetheid het zaad,
dat in komende tijden bloeien gaat
Voorbij ging Lente. Met lichten tred
en koelde mijn voorhoofd, dat gloeide in pijn....
En ik wilde zoo graag toch krachtig zijn,
Voorbij ging Zomer in loomen gang.
Was Zomer ooit rijk, waar Lente was arm?
'k Verkreunde mijn Zomer in ziekte's arm,
Nachtwolken komen, en gaan niet meer.
sprei uit uw goudvleuglen, en stijg, en vaag
die wolken weg! Zij dreigen zoo laag
Mijn zon ging slapen, de vleuglen zwaar....
Héél ver weg is mijn zon,
is mijn leven zwak, maar verlangen naar kracht,
naar bloemen-lichtspreiend der menschheid gebracht,
Nu is het Herfst, en Winter genaakt.
ik leun aan uw stam, den holle, mijn wang,
gij zult niet meer bloeien.... ik wacht al zoo lang....
|
|