Een jonkvrouw zit te spinnen...
Een jonkvrouw zit te spinnen,
- Draai maar, wielken, draai maar voort...
Gekweld door droefheid zijn heur zinnen,
Heur blik is dof, heur oog is rood.
Heur wangen zijn zoo vaal als lood!
Draai maar, wielken, draai maar voort!
Het is niet lang geleden,
- Draai maar wielken, draai maar voort...
Dat met het hart vol zaligheden,
Een glimlach mildrend heur gelaat,
Zij spon het blanke bruidsgewaad...
Draai maar, wielken, draai maar voort.
Nu is heur heil verdwenen,
- Draai maar, wielken, draai maar voort...
Ten kampe moest haar ridder henen,
En keerde nooit bij 't bruidje weêr:
Hij stierf als held op 't veld van eer,
Draai maar, wielken, draai maar voort.
- Draai maar, wielken, draai maar voort...
Ontvalt een zilvren traan heure oogen;
Op heure handen valt een traan,
En sneller doet zij 't wielken gaan...
Draai maar, wielken, draai maar voort.
Wat zou de jonkvrouw spinnen?
- Draai maar, wielken, draai maar voort...
Zij spint liet hagelblanke linnen,
Dat heur omhullen zal in 't graf -
Zij spint heur eigen lijkkleed af! -
Draai maar, wielken, draai maar voort!
|
|