lijk schrijft) van Panderen (of Paenderen), de welgekende plaatsnijder.
Hij werd geboren te Haarlem in 1579, werkte eerst te Amsterdam en kwam zich later te Antwerpen vestigen, waar hij in de maand Maart 1606 in de Lucasgilde werd aanvaard en rond 1637 stierf. Hij graveerde in Amsterdam naar Goltzius, te Antwerpen naar Otto Vaenius, Tobias Verhaegt, Tempesta, Rubens en anderen. Hij schreef bovenstaanden brief aan Jacques de Bie, om hem een jongen graveur aan te bevelen, die zou werken om den hertog ‘in syn dinghen haester te vervoorderen.’ Deze ‘dinghen’ zijn de platen, die de hertog liet snijden door Jacques de Bie, naar zijne verzameling van munten. Er bestond wel reden om het werk te bespoedigen, want het boek, waarin de platen dienden, werd niet gedrukt in het leven van Karel van Croy. Eerst drie jaren na zijnen dood, in 1615, verscheen de eerste uitgave, bevattende de gouden munten der Romeinsche keizers, onder den titel: Imperatorum romanorum a Julio Coesare ad Heraclium usque, numismata aurea, Excell. nuper dum viveret, Caroli ducis Croii, etc. magno et sumptuoso studio collecta, nec minori fide, atque industria Jacobi de Bie ex archetypis in aes incisa brevi et historico commentario explicata: Antverpiae. Typis Gerardi Wolsschatii et Henrici Aertsii MDCXV, in 4o. In 1617 verscheen het volledigde werk, bevattende de gouden, zilveren en koperen munten der Romeinsche keizers, onder den titel: Numismata imperatorum romanorum aurea, argentea, oerca a C. Julio Caesare usque ad Valentinianum Aug. opera Jacobi Biaei Antverp. aeri graphice incisa etc Antverpiae 1617. - In fol.
Als zijn helper beveelt Egbert van Panderen een jong mensch aan, Jehan Gelei genaamd.
Deze Jehan Gelei hiet eigenlijk Jan Gelle en is een weinig bekend Hollandsch graveur. Leblanc noemt hem Jean Gellée en voortgaande op de gelijkvormigheid der namen, maakt hij van hem een broeder van den beroemden Franschen schilder Claude Gelée, gekend onder den naam van Claude Lorrain. Daar is niets van. Onze Jan Gelle is eenvoudig een Hollander van geboorte, die zooals wij het uit dezen brief vernemen, te Amsterdam leerling was van Crispijn de Pas, daarna naar Parijs ging werken en kort voor den 8n November 1610 uit die laatste stad naar Antwerpen kwam om hier werk te zoeken. Zeer waarschijnlijk vond hij er geen, want wij treffen geen verder spoor van zijn verblijf in onze stad aan; tenzij dat hij hier het werk vervaardigde, dat hij naar Egbert van Panderen sneed en dat den titel draagt van La profession du médecin et la manière dont il est traité assez ordinairement pendant le cours de la maladie d'après Egb. de Paendre. Joa. Gelle sculp.: een reeks van drie platen, die onder dezen titel voorkomt in den Catalogue raisonné des dessins et estampes de Ch. Van Hulthem, no 1568. In denzelfden catalogus vinden wij onder nr 1658 geboekt: La profession du médecin et la manière dont il est traité assez ordinairement pendant le cours de la maladie. Suite de quatre estampes emblématiques, gravées par un des élèves de Henri Goltzius, sous sa direction. H. Goltzius.
In Holland teruggekeerd zijnde, sneed Jan Gelle nog platen voor verscheidene boeken, onder andere voor Costelijk Mall en het Voorhout van 's Hage, door Constantijn Huygens. Middelburg, 1625; de Brune's Emblemata, 1624; Jacob Cats Selfstryt, Middelburg, 1625.
Zijn voornaamste stukken zijn de vijf groote platen, welke hij sneed voor Gérard Thibault's Académie de l'Espée (Antwerpen, 1628) waaraan graveurs van velerlei steden en landen meewerkten. Drie dezer vijf platen zijn onderteekend door Jo. Gelle, Colon, wat beduidt, dat hij dit werk verrichtte te Keulen, waar hij wellicht in zijn later leven bleef wonen, te oordeelen naar de verder van hem gekende werken. Le Blanc geeft als zulke op: Histoire de l'homme dissipé, Augustin Braun. (Hij leverde de drie laatste dezer reeks van vier stukken, waarvan Abr. Hogenberg het eerste sneed); Tyrocinia artis pictorioe, 1639, 24 stukken; Henri de Bourbon, naar G. Geldorp.
Egbert van Panderen eindigt zijnen brief met Jacques de Bie te verzoeken aan den hertog, die een groote liefhebber van kunst was, het stuk van Michel Angelo aan te bevelen. Van welken aard dit stuk is, valt niet te bepalen: wellicht eene schildering of eene teekening van den grooten Italiaanschen meester, onder wiens naam er te dien tijde vele in omloop waren.
Max Rooses.