De Vlaamse School. Nieuwe reeks. Jaargang 8(1895)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Onuitgegeven fragmenten uit den cyclus ‘Lente-Liefde’ 1. Vreugde. Ik wou haar zoo gaarne vertellen, mijn vreugde, en ik weet niet aan wie. Ik zoek naar een trouwe bekende, maar 't is of 'k er nergens een zie. En als ik het zoetjes verhaalde aan de roos met haar tinten van zon, - dan zou ze zoo heftig gaan blozen, dat ieder het raden kon. Ik zie door de blinkende luchten een sneeuwige duive gaan; - maar die zou zoo lichtende glanzen, dat ieder mijn vreugd kon verstaan. Ik wou het wel bevende fluistren den stroom in het sluimerend diep, maar jubelend zou hij herhalen den klank, die hem wakker riep. Mijn vreugde, in het diepst van mijn blikken verborgen... Dáár sluimert ze nu, mijn vriend; en zie ik u naderen, dan toon ik haar - enkel aan u! 2. ‘'k Moet de blijde zonnedagen...’ 'k Moet de blijde zonnedagen breken voor een korte poos. Scheiden moet ik voor een stonde... Wees niet boos, o, wees niet boos! Andre wegen moet ik volgen, naar mijn verre vrienden gaan met mijn lachend, groot verlangen! - Zie mij niet verwijtend aan! En mijn liefde neem ik mede als een trouwen grooten schat, en ik zal er aan u denken, of 'k u heel dicht bij me had. Als ik 's nachts in warmen sluimer in de zachte kussens rust, zal ik blij mijn oogen sluiten, als hadt gij ze dichtgekust. En uw beeld zal 'k mededragen over dag - in droom - altoos. Scheiden moet ik voor een stonde... Wees niet boos, o, wees niet boos. [pagina 55] [p. 55] DE IDIOOT, naar de schilderij van Evert Larock [pagina 57] [p. 57] 3. 't Vertrek was zoo warm en zoo vroolijk met gasvlammen, dartel en licht; een stem zong er spelend de liedjes, die Heine in zijn smart heeft gedicht. En ik rustte er, in peinzen verloren, in warmen, gemaklijken droom, zoo blij met mijn dwepend verlangen met 't stralend geluk, jong en schoon. 't Is Winter en avond - en buiten daar zweepen de stormen zoo ruw. - 't Zal eenmaal weer koud om ons heen zijn!... O lievling - 'k Wil bidden voor u! 4. Ik voelde zwaar, dat ik opnieuw zou lijden. Een droevig licht glom in de donkre zaal, een toongedicht verhaalde een lang verhaal van zware smart en hoog, verborgen strijden. En weder zag ik de oude en jonge tijden van al uw liefde, lijk een gouden schaal vol stralend ooft, - soms, als een mes van staal den kern van smart wreed uit het zoete snijden. En donker als de neevlen van den nacht omhuld' me 't toongedicht met sombre kracht. Eén vol akkoord toen - was 't een vreugdekreet of weer een stem, vol van mijn toekomstleed? En toen ik ópzag, zag 'k u vóor mij staan, en blijde - en smartvol ben ik heengegaan. Else van Brabant. Vorige Volgende