Op school
‘Vijf minuten over elven....’ O wat eeuwigheid!
Van acht uren 's morgens daar zitten, zitten met de ellebogen op de bank, met de kin in de handen, nu eens het rechterbeen uitstrekkend, dan eens het linker, inademend de bedorven lucht van het overpropte schoollokaal...
Eenzaam tikkelde en tokkelde het krijt op het zwarte bord, cijfers en teekens scharend in 't gelid rij bij rij. - De stem van den leeraar galmde eentonig langs de naakte muren, over de bukkende hoofden der leerlingen heen, tot een eind in den ledigen gang, waar zij wegstierf.
Door het raam, boven het gewitte half-deel, gleed diefachtig éen enkel arm straaltje zon, een verblindende vlek afteekenend op een der voorste banken. Duizenden stofdeeltjes trilden en krieuwelden in den grijzen lichtbalk, als waren 't de starren en zonnen, zwierend en zwenkend door het heelal.
En de leeraar sprak, op éenen toon, nu en dan de stem latende zakken bij, een ce qu'il fallait démontrer, om dan voort te gaan, begeleid door het tokkelende krijtlied...
En buiten was de hemel blauw, vol zon; donzen wolkjes dreven ver, heel ver weg, schitterend op het peillooze blauw.
O zie, hoe die wolken drijven en wiegen, stuwen en zwaaien; zie hoe ze malkander voorbij-ijlen, inhalen; hoe ze versmelten en weer afrafelen, kwistig spelend met lichttinteling! - Zie hier, een kleintje, een heel kleintje, een vlokje, dat stil, stil voortzweeft als een pluimken, heel alleen, gaande zijn eigen wegsken; - dan weer dikkere, met volle, berstende flanken, statig voortschuivend. - En immer komen er nieuwe, immer door, nog, en nòg, wellustig zwemmend in het blauwe lichtbad.
O, zoo 'n wolk te zijn, zóo te kunnen drijven, zweven, hoog, heel hoog, en alles zien...
‘Eh, là bas, mon ami, veuillez me répéter la dernière proposition.’
Ei, ei! Oogverblindend..., een kaleïdoskoop, niets dan blauw en groen schemerende vlekken, daartusschen dansend en springend het hoofd van den leeraar, afstekend op 't zwart van het bord, het zwart van den frak, de schaduw van het heele lokaal... Gesuis rondom van pennen, die worden opgenomen of neergelegd, geschuifel van een voet, wat gekuch en gefluister... Dwars over alles heen de lichtbalk. Eindelijk worden de roodgroene vlekken wat dunner, het bord wordt duidelijker, en... ach ja: répétez la dernière proposition...
't Loopt uit op een copier cinq fois of zoowat...
En weer wandelt en klikklakt het krijt over 't zwarte bord, a's en b's dagen op, schaar bij schaar, dansend en springend dooreen, op wilden danspas, elkander beloerend, bevechtend..., en als 't bord vol is, wordt het gelijk afgevaagd, en nieuwe komen, heele heirlegers, ontzagwekkend, zwaaiend met diameters en tangeantes, rekkend aan cirkelkwadratuur, goochelend met sinussen en logarithmen, vluchtend voor elkander en kruipend achter vierkantswortels, zich verschuilend in hoeken en kanten.
En immer stijgt en daalt de stem des leeraars in logge geluidsgolven over de bukkende hoofden der leerlingen heen, tot ver in de hollen gangen van 't gebouw, waar ze wegsterft..., terwijl daar buiten de witte wolken drijven in 't blauwe bad van licht, vrij, vrij, o zoo vrij!
P. ii.