Voor zoover dit kunnen inductief waarneembaar is uit de verschijnselen, door menschen tot wetenschap wordt verwerkt, moeten wij aannemen, bij wijze van postulaat, dat de idee het in haar kern besloten hoogst veelzijdig saamstel van doel-mogelijkheden heeft weten te verwerkelijken. Dat dit niet alleen historiëel maar ook in de natuur plaats vindt in het hoogst begaafde, karakteristiek levensvolle individu, in het hoogst ontwikkelde geestelijk en lichamelijk door-en-door gezonde exemplaar der soort, is duidelijk als een kategorie. Het mysterieuse van zooveel duidelijkheid is alweer dat al onze ervaring, onze versnelde kommunikatie-middelen en ons vergemakkelijkt onderzoek, niet in staat zal zijn dit exemplaar aan te wijzen. Ook al ware dit mogelijk, voor zeker oogenblik, brengt de nooit stilstaande ontwikkeling telkens veelzijdiger essentie-openbaring; wat ons het recht geeft tot het vermoeden dat die ontwikkeling na verloop van tijd nog meer volkomen, nog veelzijdiger zal worden. De eenige hypothese waarmee wat wij vooruitgang noemen, staat of valt. Of dus de Idee haar wezens-ontvouwing hedenten-dage geheel ten uitvoer heeft gebracht in de hoogste schoonheids-uitingen, kunnen we niet weten, maar nemen we aan, omdat er grenzen moeten zijn waar het vorm-schoon ophoudt en de kunst begint.
Deze kunst is konkreet Idealismus en kan alleen begrepen worden, indien men haar ontstaan beschouwt als groeiing door ideeën.
Hoe groeit zij?
In den kunstbegaafde op dezelfde wijze als alles groeit wat onder het bereik valt van zintuigen.
Zij ontwikkelt zich als het embryo en doorloopt een aantal duidelijk van elkaar onderscheiden gedaante-verwisselingen; waaruit is af te leiden, dat haar hoogste schoon zich langzamerhand ontvouwt met groote tusschentijdperken en nog altijd bezig is den haar tegenkomenden weerstand te overwinnen. Want de idee is als uitvloeisel van den makrokosmos of wereld-idee, mikrokosmisch. Als deel behoudt zij bij de scheiding al de eigenschappen van het groote geheel, zoowel de streefkracht ot wil als de voorstelling er mee vereenigd, haar hoofdeigenschap en afspiegeling van haar zelve, zoolang zij tot sluimerleven gedwongen in het anorganische haar krachten gebonden voelt. In dezen toestand van bewusteloosheid, waarin zij nog als jong afscheidsel in de eigenschappen der kosmische idee deelt, verkrijgt zij langzamerhand door levensverrichting de kracht tot hooger uitgroei; tot fakulteits-openbaring van 't droom-bewustzijn zooals dit in planten en lager bewerktuigde dieren langzamerhand aan den dag komt: om op den hoogsten trap uit te groeien tot bewustzijn en zelfbewustzijn met 't scheppend droomleven vereenigd aanwezig in den mensch, zijn bestaans-vezelen uitstrekkend tot diep in den ondergrond van 't onbewuste. Als makrokosmische emanentie moet zij de eigenschappen der geheel-idee in zich bevatten, in staat zijn al de aanvankelijk schijn-doode vermogens, in onmeetbare streefkracht aanwezig, door de scheiding en de individu-wording te belichamen. Hoogten en diepten, bergen en dalen van konkrescentie en inkarnatie doorwandelt zij: tot zij in de natuur verschijnt in al haar schoon in het volmaaktste soort-exemplaar; in de historie in de onbaatzuchtigste handelingen van geestelijk grooten, door het geschied-blad verkondigd; in de kunst in een vormdoorschijning, waarvan de onafscheidelijkheid kenmerk, het ideëele, het wezen is. Dit alles slechts voor zoover zintuigen het kunnen afspiegelen.
Het neemt de mogelijkheid niet weg, ja, maakt het vermoeden meer dan waarschijnlijk, meer dan een hypotheze, dat zij na verloop van tijd ook als menschelijke inkarnatie het tot nu bereikte ver zal voorbijstreven; - zooals zij gewis op het oogenblik in andere werelden in voor menschen niet waar te nemen prachtgestalten haar saamstel van aangeboren doel-eigenschappen heerlijk staat uit te bloeien. Want haar ontwikkeling is overal op elk gebied zoo duidelijk, dat de ontkenning onmogelijk wordt!
In de natuur, in de historie, in de kunst!
De wetenschap heeft vooral in de natuur hare wording nauwkeurig bespied. De kennis der psycho-genesis is een der jongste bewijzen. Maar in de plantenkiemen, in de plasmatische cellen, in de kernen dier cellen, in de assen der zenuw-vezelen, in de cellen der zenuw-knoopen, in de centraas der hersenen, in de centrale organen, in het geheele orgaanstelsel werkt zij op de veelzijdigste wijze.
Den weerstand der omgeving te overwinnen, dit is haar streven. Door dit streven slechts kan zij haar roeping vervullen. Houdt dit streven op, treft zij geen gelegenheid om door weerstand-ondervinding haar krachten te sterken en door opname uit te doen dijen tot een zoo door-ééngegroeid en doorelkaar gewerkt en geweven geheel dat scheiding haar organische kiemkracht vernietigt, en tevens uitloopt op vernietiging van haar kunstschoon, naar inhoud zoowel als vorm, dan mist zij de hoofdvoorwaarde harer ontwikkeling in stof-gestalte en is genoodzaakt tot terugkeer in zichzelve, tot terugwording van wat ze voor de verdruppeling