nog al te zichtbaar onder den invloed staat van een paar artisten, met welke hij dagelijks omgaat of wier werken hij al te vurig bewondert.
Verstraeten is, tevens, van drieën, én de dichterlijkste, én de modernste. Hij heeft op de dingen van zijn land - het welige, rijke Oost-Vlaanderen, het land der overvloedige graanakkers en der malsch-groene weiden - een blik, die, ongemeen juist, toch vooral gewicht geeft aan wat den esthetisch-ontwikkelde aangenamer moet aandoen. Zijn behandeling, ofschoon lang niet zoo degelijk, zoo vast en zeker als men die wenschen mag, is die van onze beste luministen, en onbetwistbaar komt het mij voor, dat de jonge schilder, al was hij ook nooit zijn leerling, toch heel wat geleerd heeft van Emiel Claus, den meester der tegenwoordige vrij-lichtschildering in Vlaanderen.
Verstraeten schildert evenzeer met zijn... gevoel als met zijn... verf. Hij verdikt weinig; werkt zelden met het paletmes; zet maar, licht en als voorzichtig, toets na toets, en beperkt zich, naar mijn oordeel, maar al te zeer tot een loutere impressie. Meer stevigheid, meer vorm en uitsprong wilde ik in zijn werk aantreffen; hij boete er echter zijn helder licht, zijn frischheid van indruk, noch de waarheid van zijn vizies bij in.
Hij geve ons, doch intenser, in een hooger macht, wat hij nu reeds geeft in zijn ook breeder geborsteld Fantasma (Zomeravond), in Aprilmorgen, in Zomerzon, in Een Weg in 't Najaar, en hij zal al heel spoedig zijn sporen verdiend hebben.
Kühstohs - zonder een sterk uitgesproken persoonlijkheid te bezitten - is een verdienstelijk schilder van zonder veel angstvalligheid, doch met een blijkbare voorliefde tot melancholie gekozen onderwerpen. De melancholie van een betrokken lucht, een naderende of afdrijvende onweersbui, een komende avond, geeft hij het liefst en ook wel het best weder.
Zijn behandeling is somtijds wat zwaar, hard; zijn luchten vertoonen wel eens iets inktachtigs; zijn onderwerpen zijn wel eens wat alledaagsch; ook is, in zijn zeetjes, zijn water mij wel wat olieachtig, wat dik, wat bruin van toon. Een navolger is hij zeker niet; moeilijk zou het mij vallen te zeggen, aan wiens werk hij hier of daar doet denken. En toch, ik herhaal het, toch treft mij in zijn tafereelen niet genoeg dat..... personeele, dat geheel eigene, dat steeds zoo aangenaam verrast en zoo dadelijk inneemt.
Een viertal zijner schilderijen waren toch werkelijk goed: Nuées crépusculaires, De Meeuwen, Bleeke Stralen, Nacht.
Van G. de Burlet is nu niet zoo heel veel te zeggen. Zijn akwarellen herinneren deels aan die van Hagemans, deels aan die van Stacquet, deels aan die van Uytterschaut, zijn meester. Toch heb ik vertrouwen in zijn gave, en verwacht ik van hem werkelijk artistieke schilderijen, niet alleen omdat hij zich, ook in zijn zwakste proeven, openbaart als iemand, die niet alleen voor de poëzie van veld en bosch en stroom een open oog heeft, maar tevens krachtig streeft naar eigenaardigheid in het teruggeven.
Zijn akwarellen: Scheepjes bij de Panne, Herfstsymfonie, Maartzon en Herfst, zijn bijna geheel origineel werk. Zij zijn vol licht en lucht, en de kleuren zingen er in, dat men ze... kan hooren.
In zijn olieverfstukken - al zijn sommige nog zoo onvolmaakt - is hij mij het liefst. Hij durft blijkbaar; schrikt niet terug voor de moeilijkste effekten; verlustigt zich in het als 't waar op-de-hielen-nazitten van de fijnste, vluchtigste spelingen des lichts, zoo o.a. in deze drie gezichten in Brussels warande: Dooi, Winternamiddag en Nachtfeest, werken van een wezenlijk artist, vizies van een geboren schildersoog, een oog, dat alleen nog niet naar wensch gediend wordt door een nog eenigszins onervaren hand.
Pol de Mont.