De Vlaamse School. Nieuwe reeks. Jaargang 8
(1895)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De–
[pagina 29]
| |
Het hôtel-museum Merghelynck te Ieperen
| |
[pagina 30]
| |
door Ant. Joz. Roussel van Ieperen, maakt deze plaats tot eene zeldzaamheid in hare soort, maar de pastoralen boven de deuren zijn allerfijnst en het werk van Antoon Joz. Deledicque van Rijsel en stellen de zinnebeelden voor van den hofbouw, de duivenkweek, het herdersleven, de jacht, den oogst, den landbouw en de neerhofkweek; terwijl de twee médaillons wederzijds de jacht in de vlakte en de jacht op het grof wild vertoonen. De marmeren schouw dezer plaats komt van Besançon; zij wordt, gelijk overigens in al de pronkkamers dezer woning, waar vuur gestookt wordt, door eene koperen haardplaat of foyer volledigd, opzettelijk door het huis Monnaie, van Brussel, naar model gegoten en gedreven. De versierselen der foyerdeuren komen gansch overeen met het lambrizeerwerk elker plaats en verschillen dus allen onder elkaar. In den eigenlijken haard staat, voor het oog des bezoekers verborgen, een modern kacheltje - duiveltje geheeten - en zulks om te gemakkelijker de vertrekken te kunnen verwarmen; doch men kan het ook wegnemen en een houtvuur aanleggen, zooals dit op het einde der xviiie eeuw algemeen het geval was. Eene andere algemeene bemerking: in de voornaamste vertrekken is de stijl van stoelen, zetels, sofas, tafels, bijtafeltjes, kassen, enz. in volledige overeenkomst met de plaats waar zij zich bevinden, evenals er ook samenstemming van kleur bestaat, tusschen de wandschildering of het behangsel en de vloertapijten, ook tusschen de stof waarmede zetels, praatstoelen, enz. overtrokken zijn; die overeenstemming vindt men eindelijk nog in de patronen van weefsels, hang- en roldijnen, tapijten, enz. zoodat er algeheele harmonie heerscht tusschen stijl, vorm, kleur en teekening der meubileering van elke plaats. Daarop zijn hoogstens een paar uitzonderingen, namelijk eene klavecimbel en een koppel lampen in style empire. In het eerste salon zijn het schotwerk boven de deuren, de kroonkandelaar (in stijl Lodewijk XV) en het plafond even merkwaardig. De tropeeën der muziek en sieraden boven de deuren zijn door A.J. Deledicque in hout gesneden; maar de vazen, festoenen en medaillons, op de 4 paneelen, werden geschilderd door Jac. Alb. Senave (Loo 1758 † Parijs 1829) en hersteld door Em. Haverland. De oude schouw en een schoon cartel (hangend horloge) mogen niet ongezien blijven, evenmin als eene klavecimbel van Joz. Zimmerman (stijl keizerrijk, 1806) en enkele oude meubelen, waarop Italiaansche en Vlaamsche standbeeldjes in elpenbeen en in palmhout (buksboom) prijken. In het groot salon, licht roomkleurigwit geschilderd, krijgt men prachtige deuren van het overgangstijdperk Lodewijk XV en Lodewijk XVI te bewonderen, met, daarboven, de in verschillende tinten vergulde attributen der lyrische en dramatische kunsten, verder vier médaillons, in den trant van Boucher, de jaargetijden verbeeldend, oude behangsels en gordijnen in rood damast, een kristallen kroonkandelaar en eene fraaie oude schouw, met, hooger op, de ingewerkte portretten van Voltaire, den schrijver der Henriade, links Hendrik IV en rechts dezes minister, Max. de Bethune, baron van Rosny, hertog van Sully (zie plaat). Dit vertrek is wel het kostbaarste en weelderigste des hôtels. Klimmen wij thans naar het eerste verdiep, waar wij in den gang, die langs de slaapplaatsen loopt, een drietal schoone kasten te zien krijgen. De eerste, in eikenhout, op het laatst der vorige eeuw te Luik vervaardigd, wedijvert met de schoonste Parijzer meubelen diens tijds; eene tweede bergt niet onaardige stukken Chineesch en Japaansch porselein. In de groote slaapkamer, waar de overgrootouders van den huidigen eigenaar overleden, is de houten lambrizeering heel schoon. A.J. Deledicque leverde het beeldhouwwerk. In het kapkamertje, rechts, staat eene ladekast, stijl Lodewijk XV; terwijl de kleine slaapkamer, links, een paar meubels, waaronder een schrijflessenaar, in stijl Lodewijk XVI bevat, alsmede een portret van Lodewijk XIV, den Groote. Al de gipsornamenten zijn het werk van Gr. J. Adam. Het salon daarnevens, gezegd der médaillons, is versierd met de ingewerkte portretten in gips van Hendrik IV, Lodewijk XIV, Lodewijk XV en dezes vrouw Maria Leczinska (1703-1768), weeral het prachtig werk van den kundigen G.J. Adam. Als meubelen en versierend huisraad bemerken wij: een Jansenistisch kruisbeeldGa naar voetnoot(1) uit de eerste helft der xviie eeuw, een kerselaren buffet, eene horlogekas, een staand horloge op de schouw en een overgroot pastel, den Luiker prinsbisschop Jozef Clemens de Bavière (1672-1723) voorstellend, alles in stijl Lodewijk XVI, alsmede twee lampen, stijl keizerrijk. (Gansch het hôtel door, zijn al de pendulen in stijl Lodewijk XVI). | |
[pagina 31]
| |
In het ‘poederkotje’ - aldus geheeten omdat men er de pruiken der edellieden en groote damen bepoeierde, hetgeen ter oorzake van het stof in eene afzonderlijke plaats gebeuren moest, - hangen eenige ex-voto's, voortkomend uit de St-Pieterskerk van Ieperen. 't Zijn portretten van in 't wit en blauw gekleede kinderen, die, gewijd aan O.-L.-V. der zeven Weeën, aldus gedurende zeven jaren en even zooveel weken moesten gekleed gaan. In het rookvertrek, dat eenvoudig en gansch in hout is, treffen wij eenige fraaie fraaie meubelen aan: eene ladekast, een laag buffet, een met tapijtwerk bedekt koffertje en twee schilderijen van Mattheus De Visch, (1702-1765) bestuurder der school van schoone kunsten te Brugge, wederzijds voorstellend Mevrouw de Hooghe de la Gauguerie, geboren Theresia-Carolina Anchemant (1713-1766) en haren zoon Johan-Baptista (1736-1813), als kapitein bij het regiment van Los Rios, behoorend aan de koningin van Hongarije. Het laatste vertrek van 't eerste verdiep is een salon-slaapkamer in stijl Lodewijk XV, evenals de kristallen armkroon, de lambrizeering en sieraden in hout en schildpadschaal. Van de alkoof, verborgen achter eene dubbele deur, en het opschikkamertje vermoedt men niets. Op het tweede verdiep vindt men vier jongenskamertjes, zeer netjes met papier behangen en versierd met zichten van Versailles, Fontainebleau en Het Hooghe, dit laatste te Zillebeke, bij Ieperen. In den hoek des zolders bestaat ook een ruim en luchtig lazaret, waar men, in geval van smetzieke, den kranke afzonderen kan. De groote ouderwetsche keuken, het waschhuis, de tuigkamer en daarboven eene kinderkamer en badplaats liggen in de diepte des gebouws en geven op den koer uit, tegenaan de woning van den poortier. Alles, gansch het hotel door, is kraaknet, zoodat die Fransche kunst en pracht, gepaard met onze Vlaamsche zindelijkheid, hierdoor te frisscher en aangenamer voorkomt. Het mag niet verzwegen: Jonker A. Merghelynck heeft hier goed en nuttig werk verricht. Gedurende twee jaar heeft hij geld noch moeite gespaard, om deze voorvaderlijke woning te doen herstellen en fijntjes op te knappen en te meubileeren. Zijn voorbeeld verdient navolging bij alle begunstigden der fortuin: de kunst en de kunstnijverheid zouden er slechts bij winnen en geene krisis, gelijk thans, te doorworstelen hebben. Doch hij heeft nog beters gedaan: onder den titel Hôtel Merghelynck à Ypres, Flandre Occidentale, Belgique, 1774-1776, Trente vues en phototypie par Hector Heylbroeck, heeft hij bij Callewaert-De Meulenaere te Ieperen een salonboek uitgegeven, om den uitslag van zijn werk en streven in ruimer kring bekend te maken; jammer echter dat het voluum op een te beperkt getal exemplaren getrokken is en ook te duur kost, om rechtstreeks zijn doel te bereiken. Daar wij de gelegenheid niet hadden hetzelve te zien of te doorbladeren, heeft de heer Heylbroeck ons evenwel de dertig losse platen laten bewonderen, welke het zoo knap opluisteren. Zijne phototypiën (37 c. op 28) verraden den vakman, volkomen op de hoogte van zijn bedrijf, en mogen zonder omwegen prachtig genoemd worden. Onze warmste gelukwenschen aan dien kunstenaar, wien we evenmin onzen besten dank mogen onthouden voor de vier platen, welke hij ons voor De Vlaamsche School heeft laten uitkiezen.
Medard Verkest. |
|