De Vlaamse School. Nieuwe reeks. Jaargang 8
(1895)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De–
[pagina 9]
| |
Het hôtel-museum Merghelynck te IeperenOver Fransche kunst spreken, in De Vlaamsche School, kan enkelen, die het tijdschrift slechts bij naam en niet metterdaad kennen, als gewaagd toeschijnen en weinig strookend met eene strenge logica; - immers, de titel des blads laat veronderstellen, dat het zich uitsluitend op het eenigszins eng gebied der Vlaamsche kunst alléén zou bewegen en derwijze de vreemde stelselmatig moest verwaarloozen; - maar zulke dunk ware bepaald verkeerd, omdat wij, alhoewel als Vlaming onze eigene kunst zeer hoog schattend, toch niet moedwillig het oog mogen sluiten voor hetgeen Meesters uit andere landen Europa's voortgebracht hebben en aldus eenzijdigheid, welhaast partijdigheid, in oordeel en smaak, willen voorkomen of vermijden. In zulke stemming was 't dan ook en met het bepaald doel, er een relaas voor De Vlaamsche School over te schrijven, dat wij het hôtel-museum van Jonker Arthur Merghelynck, te Ieperen, wilden bezoeken. De gevraagde toelating werd onverwijld, zelfs graag verleend, en 't was de eigenaar zelf die ons afwachtte en met de meeste welwillendheid rondleidde. Jonker Arthur Merghelynck is effectief - doch onbezoldigd - archivaris der steden Ieperen en Veurne, lid van den Belgischen raad van Adel en van verscheidene binnen- en buitenlandsche vereeningingen voor Kunst, Geschiedenis en Oudheidkunde, officier der Académie de France, een hartstochtelijk liefhebber van alles wat vroegere kunst betreft, zeer te huis in wapen- en zegelkunde en eigenaar eener trits niet onbelangrijke kabinetten van kunstvoorwerpen en zeldzaamheden, waarin hij zijne twee woningen, te Ieperen, en zijn kasteel in Vlaamschen herboortestijl, te Wulveringhem, alwaar hij tevens burgemeester is, heeft weten te herscheppen. Wij hebben hier dus een kunstminnaar van den echten stempel voor, die er niet tegen opziet zijn overigens aanzienlijk fortuin aan te spreken, als 't er op aankomt eene zijner woningen met een pronkstuk of zeldzaamheid te verrijken. Derhalve zal het ook geen verwondering baren, dat hij het hôtel zijner overgrootouders in 1892 aankocht, toen het in veiling ging komen en bedreigd was tot een kruideniersmagazijn en dito bergplaats onteerd te worden. Hij heeft het onmiddellijk van onder tot boven, zelfs de geringste vertrekken, doen herstellen in den oorspronkelijken trant, doen opknappen en van huisraad voorzien, alles volgens het tijdperk zijner oprichting, zoodat men moeilijk in ons land - de grootste steden niet uitgezonderd - eene bijzondere woning van dien tijd vinden zou, welke een volmaakter geheel als stijl, schikking, versierselen en meubileering kan aanbieden. Het hôtel, zeer lang, maar ondiep, en gelegen op den hoek der Rijselstraat en Oude Kleêrmarkt is, behalve de trapleuning en een salon-slaap-kamer, in zuiveren stijl Lodewijk XVI van 't eerste tijdvak en werd opgericht, in twee jaar tijds (1774-1776), voor de overgrootouders van den huidigen eigenaar. Overigens, al de plannen, rekeningen en andere stukken, het gebouw betreffende, bestaan nog en alzoo is het mogelijk geweest zijne geheele geschiedenis op te maken, welke men bondig vernemen kan door een tweetal muurplaten, (in marmerschildering), die het oog treffen zoohaast men het portaal binnentreedt. De opschriften zijn tweetalig en min of meer naar de oude spelling. Het eerste, rechts (nauwelijks zichtbaar op de plaat, die den hoofdingang voorstelt), vermeldt de namen der familieleden Merghelynck, die het hôtel gebouwd, bewoond of hersteld hebben. Ziehier den Vlaamschen tekst: | |
1774-1795Opgebouwd (1774-1776) ten behoeve van Jonker Francies-Ignaes-Jozef Merghelynck, heere van der Camere Hellackere, erfachtig raed-tresorier deser stede, hoogbaljuw der stede en graefschap van Meessen, en van zijne gemalin, Vrouw Amelia-Anna-Louisa Strabant, van Veurne, in dit huis alle twee in den heer ontslapen, hij den 11en februari 1795, oud 52 jaren; zij den 24en Januari 1787, ter eldeGa naar voetnoot(1) van 42 jaren. | |
1795-1834Jonker Francies-Lodewijk-Xaveer-Jozef Merghelynck, hun oudste zoon, geboren den 10en december 1767, is ook in dit gebouw overleden, jongman zijnde, den 30en April 1834. | |
1892Gekocht, daarna hersteld en gemeubeld door hunnen achterkleinzoon, Hoogwelgeboren Jonker Arthur-Maria-August-Karel Merghelynck, ridder van de heiligen Jacobs-orde van Portugael, &a, lid van den Belgischen raed van Adel, te Yper geboren den 9en Maert 1853,Ga naar voetnoot(2) | |
[pagina 10]
| |
24en December 1819 en overleden den 24 October 1866, en van Mevrouw Elisa-Charlotte-Hendrika-Ghislena Carton, te Yperen geboren den 7en Maert 1820 en te Brussel overleden den 31 Oktober 1871; De tweede muurplaat, links, draagt de namen, data van geboorte en
Hoofdingang van het Hôtel-museum Merghelynck te Ieperen
afsterven, mitsgaders eenige levensbijzonderheden, van bijna al de kunstenaars en ambachtslieden, die hunne medewerking tot de oprichting en voltooiing des gebouws verleend hebben: | |
1774-1777Bouwmeester: Thomas-Frans-Jozef Gombert, leerling van Vigné de Vigny, Bouwmeester van den Koning Lodewijk XV, te Parijs, (1744); bijgevoegde bouwmeester van de stad Rijssel, en stichter der school van bouwkunde (1760), daerna opperbouwmeester der zelfde stad, herbouwer van de Munte, (1773) en van de huizen der geslachten van der Cruissen de Waziers, Cardon de Montreuil, du Mesniel, enz., van de kerke van Loos, eindelijk hervormer van het klooster en collegie der Jesuiten in krijgshospitaal (1781); Raed van den Koning, Procureur van de staten van Rijssel, Douay en Orchies, oppertoeziener van bruggen en wegen der provinciën van Waelsch Vlaenderen en 't Atrechtsche; te Rijssel geboren den 5en Januari 1725, overleden te Rault (Lestrem) den 9en 8ber 1801. Te midden der binnenplaats of koer zie plaat), staat eene fraaie vaas, voortkomend uit de kerk van O.-L.-V. ter Kapelle, te Brussel: zij is in Carrarisch marmer, gebeeldhouwd door LucasFayd'herbe van Mechelen (1617-1694), naar eene teekening van P.-P. Rubens en stond vroeger op een altaar, uit dezelfde kerk herkomstig, dat zich thans in de St-Joostkerk te St-Joost-ten-Oode bevindt. De vaas, die eene groote waarde vertegenwoordigt, werd op gemeld altaar door het standbeeld van den patroon der parochie vervangen. Het voetstuk, waarop zij rust, draagt eene marmeren plaat met Latijnsch opschrift, dat in hoofdzaak deze détails vermeldt. Links van de ingangpoort liggen slechts een paar kleine vertrekken: een zij- of spreekkamertje, met marmeren schouw en meubels in den stijl van Lodewijk XV en XVI benevens De Wijnoogst, eene | |
[pagina 11]
| |
schilderij op paneel van Karel Fournier (21n Febr. 1730 † 28n Aug. 1803), Iepersch tooneeldichter en fijnschilder; en het vroeger ontvangstkantoor der stad, met winket en kleine luifel, langs waar de belastingschuldigen kwamen betalen aan den klerk van Jonker Francis-Ignaas-Jozef Merghelynck, Heer van der Camere, in leven raad-trezorier van Ieperen. Thans is dit kamerkijn gansch ingenomen door belangrijke archieven, betreffende de familie Merghelynck. Deze is herkomstig van de parochie St-Georges, tusschen Bourburg en Grevelingen, waar zij deel uitmaakte van eene Engelsche
Koer van het Hôtel-museum Merghelynck te Ieperen
kolonie, welke zich aldaar in de xive eeuw nedergezet had. In 1502 gingen de Merghelynck's zich te Ieperen vestigen, alwaar de eerste, Joris, den 2n November van dat jaar in den echt trad met Jacquemina van Courcelles, dochter van Jan, Magistraatsraad der stad in 1478, 1489, 1471 en 1485. De ornamenten en weinige meubelen dezer plaats zijn in stijl Lodewijk XVI. Het grootste gedeelte des hôtels, rechts van de vestibuul gelegen, zullen wij in een volgend artikel nader bespreken. * * *
De twee platen, welke bij het eerste deel van dit relaas behooren, werden gemaakt naar lichtteekeningen van den heer Hector Heylbrouck, te Ieperen, die ze ons bereidwillig voor De Vlaamsche School afstond. De naaste maal komen wij ook op zijn werk terug. (Slot volgt). Medard Verkest. |
|