De Vlaamse School. Nieuwe reeks. Jaargang 7(1894)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Sympathie Was 't leeren kennen? - Was 't geen wederzien na scheidingspijn, toen mijn ziel de uw' ontmoette, uw vragend oog het mijn'? Was 't niet als nagalm uit veraf Verleên, dat Uw stem viel, belofte- en liefdevol, teertrillend in mijn ziel? O weelde! lang alleen in droom aanschouwd, begeerd, verwacht, òntbeerd zoolang! totdat uw sympathie haar bracht. Weelde van saâm begrijpen, werken saâm, éénzelfde doel vóor oogen, en in 't hart, hoogheerlijk! één gevoel. Was 't niet of plotsling, vol van glorie, door de wanden heen van 's levens labyrinth, daghemel ons bescheen? Of vrij de verte lag, en vrij de blik, vol dankbaarheid, reikte van diep Verleên tot Toekomst lichtgewijd? Of wij geen pelgrims waren, 't voorhoofd bleek en moe de leên, maar vleugelblijde vogels, blij op weg daarheen? Ontbloeit wat rijk het heele leven maakt in enkle stond? Rijk werd weer 't leven mij, toen God u tot mij zond! Herinn'ring, profetie? - Toen uwe hand de mijne omsloot, voelde ik: voor eeuwig was 't, door àlles, nacht en dood. Te zaâm door nacht en dood, en zaâm naar Licht en Eeuwigheid.... O, Liefste, dàt maakt sterk, tot elke taak bereid! Marie Boddaert. Den Haag. Vorige Volgende