de kralen... van glas zijn. Maar niet altijd gaat zij zoo eenvoudig te werk. Zoo deed zij in haar kindsheid; thans in haar volwassen dagen wordt haar taak ingewikkelder. Het begrip van het paard... Zet alle exemplaren naast elkaar; plaats er een licht voor dat de eindelooze rij doorschijnt; plaats u zelf voor het licht en kijk over door en langs de paardenrij.
Al wat ze gemeen-hebben, al het konstante, het overal in elk exemplaar steeds terugkeerende op vaste tijden en op dezelfde plaatsen, merk dát op. Dát behoort tot het kenmerkende van een paard.
Al het afwijkende, abnormale, wat het ééne exemplaar heeft en het andere niet, schuif dat op zij. Dat is het toevallige, door stoornissen, groeistruikelblokken, weerstands-absentie ontstaan. Maar het kenmerkende voegt ge saam... en het begripspaard, het soortpaard staat voor u, het type van een paard. Het type, voor zoo ver al de óntoevallige doel-eigenschappen hierin gefixeerd of gestereotypeerd zijn, is zaak van wetenschap, geen kunst. Want een dergelijk begripspaard is uit den aard der zaak weinig voor verzinnelijking vatbaar, industrieel van belang, voor de kunst van geen waarde. Neem aan dat de kunst in staat is een passenden vorm voor een dergelijke abstractie te vinden, dan houdt dit vinden met één vorm op en zullen alle begripspaarden op elkaar moeten gelijken, als de eene druppel op de andere. De industrie kan dien éénen vorm vermenigvuldigen tot een ontelbaar aantal exemplaren; maar er zal geen verschil zijn omdat er maar één begrip, één idee is en dit zelfde begrip altijd weer zich zal moeten hullen in hetzelfde kleed, en zoo niet gevaar loopt zich op te blazen tot monstruositeit, indien de harmonie van wezen en schijn niet tot haar recht komt, indien gedachte en inkleeding niet zijn wat men noemt passend. Maar is het begrip of het type van een paard mogelijk? De aesthetiek ontkent dit. Wat het dagelijksch leven type noemt is meestal de overdrevenheid of het sterk spreken van één trek, hoogstens van een paar; en levert, in beeld gebracht, weinig meer dan de karikatuur.
Het begrip, zooals de wetenschap of de praktijk der kennis dit definieert - niet zooals het wijsgeerige denken dit wat redelijker en rekkelijker opvat - is streng genomen niet mogelijk. Al de kenmerkende eigenschappen der soorten, der familiën, der afdeelingen en onder-afdeelingen te vervormen tot soort-, familie- en afdeelings-begrippen is zulk een veelomvattende taak, dat de menschelijke beperktheid terug-deinst. Ook al is onze phänomenologie volmaakt, al omvat zij al de reeksen der verschijnselen, die bestaan of historisch bestonden en dokumentair voortleven, dan zal zij in zooverre onvolmaakt blijven als de toekomstverschijnselen buitengesloten en de onhistorische onbereikbaar zijn. De wetenschap moet zich dus behelpen met zeer gebrekkige begrippen - in zooverre deze begrippen realiteits-begrippen zijn, abstracties der stof; niet in zooverre deze begrippen zuivere, interieure begrippen zijn, postulaten en kategorieën, onomstootbaar als noodzaken en den bezitter dat doorzicht en dien ruimen blik verschaffend, waaraan men den wijsgeer, den leidenden denker, den profetischen ziener, den held en richter herkent.
Deze zuivere begrippen, voor het kunstschoon ter hoogster instantie van ondergeschikt belang, en te ideëel om niet onder den last van het stofkleed gebukt te gaan, waar zij dit zelfstandig willen torschen, blijven in de kunst gebonden of gaan er zoo geheel in op, dat ze oogenschijnlijk verdwijnen. Daarom zegt de aesthetiek: niet het kenmerkende van alle exemplaren in de kunst, maar het eigenaardige, karakteristieke levensvolle van één exemplaar. In de kunst het individueele, in de wetenschap het men-zeggende. In de kunst het enkele geval, in de wetenschap een reeks van gevallen. In de kunst het op zich-zelf staande, in de wetenschap het gegroepeerde. In de kunst het eigenaardige, in de wetenschap het alledaagsche. In de kunst het ongewone, in de wetenschap het veel-malige. In de kunst het karakteristieke, in de wetenschap het doorgeprikte. In de kunst plooiing, in de wetenschap vastheid. In de kunst schoonheid-schijn, in de wetenschap waarheid-schoon. In de kunst wisseling, in de wetenschap blijving. In de kunst bouw, in de wetenschap ontleding. In de kunst éénheid, in de wetenschap saamvoeging. In de kunst organisatie, in de wetenschap assimilatie. In de kunst wording, in de wetenschap compilatie. In de kunst schepping, in de wetenschap vernieling. In de kunst geordendheid, in de wetenschap disjectie. In de kunst gevoel, in de wetenschap licht. In de kunst verbeelding, in de wetenschap begrip. In de kunst fantasie, in de wetenschap redeneering. In de kunst ontvankelijkheid, in de wetenschap volharding. In de kunst mikrokosmos, in de wetenschap partes. In de kunst smart, in de wetenschap hoogmoed. In de kunst 't gewaarwordelijke, in de wetenschap 't bewuste. In de kunst 't ontoerekenbare, in de wetenschap rekenschap. In de kunst 't oppervlak, in de wetenschap 't ontstroopte. In de kunst 't konkrete, in de wetenschap 't abstrakte. In de kunst het lichaam, in de wetenschap 't skelet. In de
kunst het organische, in de wetenschap het ontwrichte. In de kunst het be-