De Vlaamse School. Nieuwe reeks. Jaargang 7(1894)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Wijding Gij, die door heel mijn leven heerlijk treedt, De rustge blijheid stralend uit uw oogen, Die zalig opzien, nu de zon ten hoogen Een blonde glorie toovert op uw kleed. Daar is geen mensch, die ooit mijn denken weet, En geen vermoedt mijn mooie, hooge pogen: Ik schep een werklijkheid, waar list noch logen Den mensch omgeeft met eeuwig-durend leed... Mijn blonde engel, die éens tot me kwam En met mij sloot een stil en trouw verbond, Ge kustet bei mijn oogen, en mijn mond. Was warm van wilde kussen, vlam na vlam... Gij, die mij stemdet in mijn bang verdriet Zult lichtlijk leven in mijn lichte lied. J. Reddingius. Amsterdam. Vorige Volgende