voordeelig onderscheidt van het vele mors- en broddelwerk, dat in Nederland onder deze rubriek ter markt komt. De taal is verzorgd, zuiver; te zuiver, te verzorgd wellicht. Wat losheid, eenige ruwheid zelf, hadde, mijns dunkens, niet geschaad.
Als kunstwerk vertoont Wilde's drama op meer dan één plaats sporen van Flaubert's invloed. Geen wonder, voorzeker! Wie de Hérodiade van dezen meester aller moderne Fransche prozadichters gelezen heeft - en wie van alle hedendaagsche artisten las dit meesterstuk wel niet? - geraakt niet zoo licht bevrijd van den overweldigenden indruk, die zekere tooneelen, evenzeer door de plasticiteit der voorstelling als door het zeer intense gevoel en den uiterst incisieven styl, op hem gemaakt hebben.
Toch wist Wilde ook die plaatsen, waarbij men onweerstaanbaar aan Flaubert herinnerd wordt, op zeer gelukkige en eigenaardige wijze in te kleeden.
Is het niet vreemd, dat die oude bybelsche stof van Jokanaäns onthoofding maar niet wil versleten geraken?
Wat al schilders en beeldhouwers, van Matsys tot Gustave Moreau toe, waagden er zich niet aan?
Wat al poëten bezielde zij niet?
En wat is er niet nog al te benuttigen van de velerlei gedaanten, welke de legende van Salome's doodendans bij de onderscheiden volkeren aannam?
In zijn Versuchung des H. Antoniùs bracht Oscar Linke de bekende epizode op hoogst eigenaardige wijze te pas.
Vergis ik mij niet, dan vond Guy Valvor er stof in voor eenige der beste bladzijden uit zijn Oiseau bleu.
Nog geen jaar geleden gaf Peter Hille in Bierbaum's eersten Modernen Musenalmanach een allerfraaiste studie, Hérodiade.
Doch, genoeg over dit alles, of wij schrijven in stede van een eenvoudige aankondiging, een lange en vervelende recensie.
Jammer, dat de uitgever er niet aan gedacht heeft, een verkleinende reproductie van de uiterst eigenaardige teekening van Beardsley, ‘Salome Jokanaäns hoofd kussend,’ in zijn boekje op te nemen!
Voor een tweeden druk, misschien?
P.d.M..
Japonese Jingles bij Mac Stjohn Bramhall. - Published by T. Hasegawa, Tokyo, Japon. - Verkrijgbaar te Batavia, bij G. Korff & Co. -
Een verzameling liederen en versjes, destijds verschenen in de Japan Gazette, - in het geheel 23, verdeeld over 59 bladzijden, - gedrukt op keurige Japaneesche crepons: bloemtuilen, landschappen, vijvers met droomende ooievaars, binnenhuisjes, tooneeltjes uit het leven voorstellende.
Een boekje, dat geenszins het effekt maakt, een ‘boek’ te zijn: uiterst licht, veerlicht op de hand; van het gewone, door gladheid vervelende en door witheid eentonige papier geen schijn; volkomen weg die zoo ergerlijke monotonie en eenvormigheid van de moderne boeken, hebbende op elke bladzijde een gelijk getal regelen, al de regelen even lang en in elken regel evenveel letters, al de randen even breed, en met het onvermijdelijk cijfer boven of onder elke bladzijde, als een schildwacht!
In de Jingles elke bladzijde wat nieuws: hier een stukje, Butterfly-Ships, omfaddderd door vlinders van alle grootte en kleur; verder The Coquette's Wheel met, in een Japansch huis, een wachtend spinrad; verder Two Voices, gedrukt op een fraai crepon: een Japaneesch burgerspaar zich warmend rond een open vuur, enz...
Ik wil niet zeggen, dat deze crepons op zich zelf het schoonste zijn, wat in dit vak kon geleverd worden. Heel wat rijker en kostelijker is mij in dien aard bekend. Doch zij zijn zeer smaakvol gekozen en kadreeren uitstekend met de verzen, die ze illustreeren (?)
Ook de omslag is een crepon. Twee strikjes van hemelsblauwe zijde houden de dubbel gevouwen vellen te zamen.
Een echt artistieke, elken liefhebber van wezenlijk moois, uiterst welkome gave.
P.d.M..
Portefeuille der Nederlandsche Etsclub. - 6e jgg. Mouton & Co, 's Gravenhage.
‘'t Is nooit te laat,’ zegt men, ‘om iets goeds te verrichten,’ - en zoo zal het zeker nu nog wel geoorloofd zijn, een woord van lof en aanbeveling te wijden aan een verzameling etsen, reeds vóor haast twee jaar verschenen.
De Portefeuille bevat twaalf etsen, onderteekend door H.W. Mesdag (1), M. Bauer (2), Etha Fles (1), B.L. van Houten (1), J. Ed. Karsen (1), A.L. Koster (2), Floris Verster (1), Jan Veth (1), Ph. Zilcken (1), M. de Zwart (1).
Mesdag - een zeetje met een schippersboot, sommair gedaan, een krabbel hier een krabbel daar; zeer artistiek als geheel.
Bauer - een Emier te paard, rijdende te midden van een drukke volksmenigte, roepend, juichend, met breede gebaren, vóor en achter hem: en een soort van Turksche uitdragerswinkel, twee figuurtjes, schel verlicht, heel levendig van doen; - beide voortreffelijk in hun zeer personeele behandeling.
Etha Fles - een toren, mooi gezien, alleen wellicht te veel het werk van den ‘drukker’, niet genoeg dat van den etser zelf. Te veel effekt wordt hier verwacht, dunkt mij, van het aanbrengen des drukinkts, te weinig van het radeersel zelf.
B.L. van Houten - twee kindertjes, wat in den aard van sommige etsjes van wijlen W. Linnig Jr, maar veel meer onaf.
Karsen - huisjes, waar wel wat fel in geburineerd schijnt.
Koster - een degelijk bestudeerd boschgezicht en losjes gedane, uiterst artistieke scheepjes op een vaart.
Verster - niets dan wat verwrongen, uitgemergelde knotboomen op een woesten grond, uiterst sugjestief werk in zijn meer dan sommair doen, elk krabbeltje zóo op zijn plaats, zoo geheel ad rem, dat het werk toch kompleet is of... het schijnt.
Veth - een meesterlijk geteekende kop van een oud man, sober en streng van uitvoering, sprekend van leven en karakter, rijpe vrucht van een ernstige liefdevolle studie, in iederen trek een biografische bijzonderheid van het model.
Zilcken - een landschap met boomen, heel klein, heel