voortgebracht, onderscheidt zich door treffende eenheid van opvatting en uitvoering.
Elk harer innemende gedichtjes, iedere novelle, hare romans alle vijf - zijn 't niet altemaal zielebeelden en zielstoestanden, klein als een middeleeuwsch miniatuurken, of breeder uitgewerkt als eene schilderij van Van Eyck of Memling?
Eene Idylle is weer een zeer eenvoudig verhaal, arm aan uiterlijke gebeurtenissen, maar niettemin boeiend door allerlei feiten van 't gemoedsleven, welke den ontwikkelden lezer op iedere bladzij aangrijpen. Het bevat eene nauwkeurige, verfijnde ontleding van twee menschenharten, ontleding, minder uitgesponnen en uitgerijfeld dan George Elliot het zou gedaan hebben, natuurlijker dan bij Paul Bourget, en juist daarom aantrekkelijk en genietbaar tot het einde toe.
Deze kleine geschiedenis heeft niets of weinig gemeens met andere prozavertellingen, welke men idyllen gedoopt heeft; en wie, op den titel af, daarbij aan Paul et Virginie, Eine Frage of Two little wooden Shoes zou denken, zou op een dwaalspoor geraken.
Ja, zelfs verraste ons de Heiniaansche bitterheid, waarmee Virginie Loveling zelve, bij monde van een der twee hoofdpersonages, dien titel van haar laatste boek verklaart:
‘Het andere was maar eene idylle, sprak hij op een lichtzinnigen, half schertsenden, half ontschuldigenden toon, die haar kwetste, zijnde op de liefde voor een gestorven echtgenoote toegepast.’
Maar 't is een roman van hooge kunstwaarde, waaraan men een plaatsje geeft op het eereschab zijner bibliotheek.
Indien er ooit een werk van de Vlaamsche pers kwam, geschikt tot prijsboek voor oudere zoowel als jongere leerlingen onzer scholen, dan is 't wel het laatste gewrocht van Reimond Stijns, Klein Leven, door den uitgever J. Van der Poorten, te Gent, in een net kleedje gestoken, en versierd met meestendeels uitstekende kleine illustratiën door Jan Heylemans.
Het lieve boekje bevat acht verhalen, waarvan er zeker vier door groot en klein met verrukking zullen gelezen worden: Peter-Joannes, Oomken, De Vogelnesten en Zijn Zoon. Het eerste vooral vind ik bekoorlijk en diep treffend, terwijl het derde als een meesterstuk eener vertelling voor jongens mag beschouwd worden.
Het voorlaatste nummer der Gartenlaube bevat de portretten van Felix en Therese Dahn, als opluistering eener beknopte levensbeschrijving van en door den eerste, den ook hier te lande, dank aan de artikels van Pol de Mont, welbekenden dichter en romanschrijver. Zijn Kampf um Rom, Sind Götter en Odhins Trost behooren gewis tot de boeiendste historische romans van onzen tijd, terwijl zijne balladen niet minder uitmunten door levendige fantazie en meesleepende kracht van schildering.
Ook Uber Land und Meer deelt in haar voorlaatste nummer een belangwekkend artikel mede, namelijk over Goethes liefde voor Ulrike von Levetzow, welke dame den 4n Februari haar negentigste jaar bereikt heeft! Twee portretten versieren eveneens dit stuk: Ulrike als zestienjarig meisje en als vergrijsde vrouw.
La Revue de Paris, een tijdschrift ‘grossen Stils’, is voor de tweede maal herrezen.
Het schijnt ons eene Revue des deux Mondes in verjongde gedaante. Te oordeelen naar het eerste nummer, en vooropgesteld, dat al de beloften vervuld worden, zal het zijnen weg wel maken.
De inhoud van 't eerste nummer is uitstekend en vol afwisseling. Vooral de brieven van Balzac aan Mme Hanska, de latere vrouw van den grooten romancier, en verder, de studie van Emile Faguet over Ferdinand Brunetière, zijn van aard om de belangstelling op te wekken van een groot publiek.
Frans Van Cuyck.