Baertsoen en Mevrouw Voortman een schitterend sukcès, terwijl in de hoofdstad, na de tentoonstellingen van het artistieke echtpaar Rudolf en Julia Wijtsman en van den uitmuntenden akwarellist Maurits Hagemans, de internationale expositie, ingericht door de Belgische maatschappij van waterverfschilders, zeer grooten bijval verwierf.
Een woord, heden, over de laatste tentoonstellingen in onze Scheldestad.
Frans Hens, wiens naam niet voor den eersten keer in ons tijdschrift vermeld wordt, verzamelde, rond half December, in de Verlat-zaal, een goed dertigtal zijner schilderijen uit de laatste jaren, meestal tafereelen van niet geringen omvang, louter zee- en stroomgezichten, met enkele landschappen daartusschen.
Hens is en was van eerst af een overtuigde. Staande buiten elke school, zonder eenigen anderen meester dan de natuur en zijn sterken wil - ik geloof niet, dat hij wel ooit eenige akademie bezocht heeft - liet hij zich nimmer vangen in het enge kringetje van bent of kliek, maar zeggende, gelijk Montaigne, ofschoon niet volkomen in denzelfden zin als deze, je prends mon bien où je le treuve, haalde hij uit elke richting datgene, wat hem tot ontwikkeling zijner eigen gaven nuttig zijn kon. Wars vooral van dien gemakkelijken bijval, welke zoovelen het spoor bijster maakt, die, in stede van steeds naar beter en hooger, alleen naar het aan den man brengen van eenige aardig opgepoetste liefelijkheden streven, werkte hij, ook zonder hoop op den anders wél verdienden aftrek, -, en al te dikwijls en al te lang was dit het geval, zonder zelfs door eenigen verkoop beloond te worden, - rustig en moedig voort, de kunst om de kunst zelve, en de natuur nog eens om de kunst liefhebbende, beoefenende.
Hoe weinig stoffelijk voordeel zulk een optreden ook moge verschaffen, zeker is het, dat het Hens van lieverlede deed plaats nemen onder de beste artisten der jongere generatie. Dit staaft ten volle zijn laatste tentoonstelling! Loopt er onder deze 32 werken al een enkel mee, waarover ik, om de vluchtigheid der impressie of om het te weinig intense der uitvoering, niet geheel voldaan ben - dit is o.a. het geval met Bij het Steen en Te Boom (2 en 19 der verzameling) - in de meeste toch kreeg ik te zien het gerijpte werk van een gerijpt talent, dat niet terugschrikt voor het moeielijkste onderwerp, maar zijn reeds groot kunnen niet eer aan om 't even welke stof besteedt, dan na van deze stof, lang en ernstig, al het treffende, eigenaardige, bestudeerd en in zich opgenomen te hebben.
Overweldigende natuurtafereelen schijnen Hens niet aan te trekken; ook het gewoel en rumoer der buitenwereld laat hem koud. Blijkbaar oefenen stilte en eenzaamheid op hem de grootste betoovering. Het droomerige van een schuchteren maanschijn over de in nevelen gehulde Schelde, het allengs-ontkiemen van den dageraad over een zacht deinend zeetje, het gemoedelijke dobberen van eenige schuiten bij laag tij, het sluimerziek wiegen van een kotter, vastgemeerd midden op den vloed in den mysterieuzen nacht, ziedaar zijn meest geliefkoosde onderwerpen. En hij vindt op zijn palet fijne, paarse of schelpkleurige tinten, en in zijn gemoed een zachte, soms bijna vrouwelijke dichterlijkheid, om deze op zichzelf weinig zeggende, bijna abstrakte onderwerpen genietbaar en aantrekkelijk te maken.
In andere schilderijen, bij vollen dag geschilderd, schrikt hij niet terug voor soms zeer stoute kleurantithezen. Kobaltblauwe hemelen, uitgespannen boven de brutaalroode pannendaken en baksteenhuizen, omgeven van donker, levendig en bleekgroen geboomte, schildert hij met voldoende talent, om elk onaesthetisch schetteren, elke het oog krenkende hardheid te vermijden.
Een enkelen keer, als bij uitzondering, wordt hij fantastisch. Dan toont hij ons, in een dichten nevel, alle zeilen uitgezet, een reusachtigen schooner, vooruitschietend, geheel onhoorbaar, door een met ingehouden toren klotsende zee, en doet ons onvrijwillig denken aan het spookschip van den Vliegenden Hollander, verloren voor eeuwig, ver van elke haven, op de klagende wateren.
Een andere, niet min belangrijke tentoonstelling werd, einde December, in dezelfde zaal geopend. Romaan Steppe en Alfons van Beurden, de eerste een onzer meestbelovende jongere landschap- en marineschilders, de tweede een onzer verdienstelijke beeldhouwers, noodigden er ons op uit.
Van Beurden is geen hemelbestormend genie. Dit zij verre!
Zijn kracht ligt noch in buitengewoonheid van fantasie, noch in ongemeene nieuw- en stoutheid van behandeling. Hij is een stil en nederig, maar vooral een nauwgezet en zorgvuldig werker, die er zich op toelegt uit elk zijner meestal zeer eenvoudige, soms ook wel wat ouderwetsche onderwerpen al te halen, wat er uit te halen is. Als portrettist - wij danken hem een aanzienlijk aantal verdienstelijke borstbeelden, waaronder vooral die van Generaal Brialmont, van Albrecht de Vriendt, dokter Rosselt en leeraar Verdonckt mogen vermeld worden, - beveelt hij zich aan door nauwgezetheid