zij dan ook wezen, hebben niet zulke fluweelen handjes en melkzoeterige poppengezichtjes. Zij zijn niet zoo algemeen in fluweel gehuld en omgeven van dons en satijn.
De kunstenaar bewijst echter, in enkele studiehoofden en stillevens, dat, indien hij meer durfde, indien hij den moed had zijne opgedane ervaring eens flink te... verwaarloozen om eene voor hem gansch nieuwe, vreemde richting in te slaan, hij bij machte zijn zou, zijne even door ons bedoelde zwakke zijde geheel te doen vergeten.
Moest hij terzijde laten wat hij nu maar veel te goed verricht, en eene nieuwe manier aannemen, dan zou hij misschien zijne tafereelen niet zoo heel gemakkelijk als nu verkoopen, maar ongetwijfeld aan kracht en kunde en echte artisticiteit dubbel winnen, wat hij ten offer zou hebben gebracht. Verjongen zou hij en zijne toekomst ware, in een anderen zin dan nu, verzekerd. Terwijl het nog tijd is rukke hij zich los uit het spoor, waarin hij maar al te lang verslikt bleef, op gevaar af, van er in te verstikken en zijn leven lang hetzelfde werk te herhalen. Doet hij dit niet, dan zal het figuurtje, dat nu rechts staat, zich toekomende jaar links bevinden; het lichtblauw rokje en het roze jakje zal vervangen worden door een lichtblauw jakje en een roos rokje, maar steeds zal hij zich bewegen in denzelfden engen kring, net als een eekhoorntje in zijne kooi, en lang voor zijnen tijd verouderen als artist.
Ziedaar onze oprechte meening, stellig niet van aard om de ijdelheid van den kuntenaar te vleien, maar daarom niet minder redelijk en gegrond, immers, omdat wij de overtuiging hebben, dat een schilder die, zooals men zegt, het briefje gevonden heeft, en zich door gemakzucht, succes of voldaanheid laat overmeesteren, een zeer gevaarlijk.... gevaar loopt. Voortdurend zoeken, steeds herbeginnen, immer verjongen, dát is het geheim en de kracht van den waren kunstenaar, zooals de geschiedenis van al diegenen, welke duurzamen roem verworven, voldoende bewijst.
Overigens Edward Portielje stelt eene schilderij ten toon van ietwat grootere afmetingen dan zijne gewone tafereeltjes, waarin hij laat zien dat hij meer kan dan hij misschien zelf vermoedt en durft aanpakken. Zijne Verstroosting, voorstellende eene oude vrouw, de weeklachten harer dochter aanhoorende, in eene stille kamer, waar kaarslicht brandt, waarschijnlijk bij het lijk van een geliefd wezen, verraadt zekere hoedanigheden, die slechts door studie, oefening en nadenken hoeven ontwikkeld te worden, om tot gansch nieuwe uitslagen te leiden. De kunstenaar heeft het recht niet zich in te beelden, dat hij er is; daarvoor is hij nog veel te jong. Hij heeft integendeel het recht, nog

Brok eener schilderij van G. Portielje
menigen bokkensprong te maken en vele misslagen te begaan; hij heeft den plicht, minder wijs, bezadigd en oud te zijn dan hij zich voordoet, wat hem als kunstenaar stellig niet schaden zou.
In zekere mate achten wij deze opmerkingen van toepassing op zijn ouderen broeder Geert Portielje; deze ook schijnt in zijne tegenwoordige richting alles gezegd te hebben, wat hij te zeggen heeft, en zou moeilijk verder gaan kunnen, zonder zich zelven te herhalen.
Gerard behandelt onderwerpen van gansch bijzonderen aard. Hij is een vaudevillist van het penseel; hij beschrijft de tribulaties van den ouden jonkman, het angstvolle leven van den gierigaard, de noodlottige gevolgen van het overvloedig wijnproeven, enz.
Men beknibbele nu zooveel men wil de wijze, waarop die denkbeelden weergegeven zijn; denkbeelden bevatten stellig al zijne schilderijen, dát kan niet ontkend worden, evenmin als dat zij op geestige wijze voorgesteld werden, de vrucht zijn van lange en juiste waarneming van het menschelijk hart, en zeer getrouw, misschien kleine, maar stellig menschelijke driften en gebreken vertolken; en daardoor, veel meer dan door de manier van schilderen, verschillen zij van de werken eener meer moderne strekking.
Niet mag uit het oog verloren worden, dat de Portieljes tot de zoogezegde oude school behooren, en hunne belangwekkende tentoonstelling bewijst eens te meer, dat in alle scholen verdienstelijke kunstwerken kunnen geleverd worden.
Stelt men zich nu op het standpunt van diegenen, die meenen dat schilderen, even als beeldhouwen en schrijven, enkel middelen zijn om een gedacht of een gevoel uit te drukken; dat een schilderij zooveel tot den geest en het hart als tot de oogen