Kunstnijverheid
In het salon der Champs-Elysées van Parijs werd de aandacht van den briefwisselaar van het Algemeen Handelsblad getrokken op de hoogst kurieuze inzending van den Duitschen teekenaar Sattler, die, zoo schrijft bedoelde berichtgever, er in geslaagd is, de oud-Duitsche methode van plaatjesteekenen in al hare naïviteit weder te geven, en daarnaast eenige ontwerpen van boektitelbladen inzond, welke om hun oorspronkelijkheid, uitstekende uitvoering en eigenaardige opvatting der ornamentiek, de aandacht van alle liefbebbers van dit bijzonder vak verdienen. ‘Evenzeer had ik niet mogen nalaten,’ zegt hij verder, ‘bij de kunstvoorwerpen, die op het Champ de Mars ten toon zijn gesteld, de inzending te vermelden van den heer Thesmar, die aan de nationale porseleinfabriek te Sèvres verbonden is. Men heeft te dikwijls aan deze fabriek verweten, dat zij in herhalingen valt, en niets nieuws meer levert, dan dat het niet billijk zoude zijn op de zeer welgeslaagde en nieuwe proeven van doorschijnend email met goud aangebracht op pâte tendre, te wijzen. De voorwerpen zijn van geringe afmetingen, kleiner dan gewoonlijk de Sèvresfabriek levert, maar zij voldoen uitstekend in kleur, model en teekening.’
Deze bedenkingen verdienen de aandacht van onze kunstenaars, die zich meer bepaaldelijk op kunstnijverheid en versierkunst toeleggen. Den aard van zijn volk getrouw blijven en toch nieuw en oorspronkelijk zijn in zijn werken, dát is de zekerste voorwaarde om te slagen in alle dergelijke onderneming.
Sprekende over beide Fransche Salons, zegt l'Étoile Belge: ‘Aux champs-Élysées l'art s'industrialise, au champ de Mars l'industrie s'élève au niveau de l'art.’ Dit schijnt de algemeene toestand te zijn, maar getuigt niet van buitengewonen bloei. Kunst, die vervalt tot nijverheid, en nijverheid, die de plaats inneemt van kunst, maar niet door haar geleid, beheerscht wordt, zulks was immers de toestand in alle tijdperken van verval.