of er wel éen gesticht is waar dit programma wordt uitgevoerd; schier overal bepaalt men zich tot de onontbeerlijkste theorie voor het eenvoudigste solfieeren, eenige liedjes en het koor voor de prijsuitdeeling. Ieder jaar is de leergang dezelfde zonder eenigen vooruitgang; soms is er zelfs geen merkelijk verschil van leerstof voor de verschillende klassen.
Ons dunkens is dit gebrek aan nut en vooruitgang toe te wijten aan drie voorname oorzaken: de gebrekkige samenstelling der klassen, de keus der leeraars, het ontbreken van toezicht.
De leergang van muziek is facultatief, in dezen zin dat de leerlingen niet verplicht zijn dien te volgen, dat de compositie in muziek alleen recht geeft op eenen specialen prijs en dat de punten niet in aanmerking komen voor het algemeene resultaat. Zoo staat het ook met de leergangen van teekenen, van gymnastiek, van Duitsch en van Engelsch. In sommige gestichten vallen de lessen van muziek in de speeluren, zoodat de leeraar zijne klassen kan samenstellen volgens den graad van bekwaamheid der leerlingen, zonder te moeten rekening houden van de gewone samenstelling voor de eigenlijke vakken; in andere scholen integendeel vallen de muzieklessen tusschen de lessen der andere vakken, zoodat er van geene speciale samenstelling der klassen kan sprake zijn.
Het eerste systema is natuurlijk het beste; maar het heeft dit groote nadeel dat het een leerling berooft van zijne speeluren en alzoo de muziekles tot eene straf maakt. Om zijne leergangen te doen volgen mag de leeraar alleen rekenen op het bevel der ouders en den goeden wil der leerlingen.
Het tweede systema verheft den leergang van muziek tot eenen gewonen leergang; maar de leeraar moet klagen dat zijne leerlingen in eene zelfde klas te zeer verschillen in bekwaamheid en vooral dat de leerlingen, die voor muzikaal onderwijs gansch ongeschikt zijn en dus den leergang niet volgen, hem tot overlast zijn, en dikwijls de orde storen.
Geschikte leeraars zijn ook niet altijd gemakkelijk te vinden; immers de muziekleeraar moet meer dan eenig ander zijne lessen aantrekkelijk kunnen maken; hij moet het meest mogelijke nut weten te trekken uit de altijd gebrekkelijke samenstelling der klassen en heeft dikwijls te kampen tegen eene zekere wanorde, die in de lessen van muziek gemakkelijk binnensluipt. Vooral als hij aan het gesticht vreemd is, kan hij veel moeite hebben om de tucht te behouden en in vele scholen is daarom een gewone professor gelast hem te helpen gedurende zijne les. Men geeft dan ook de voorkeur aan leeraars, die reeds voor andere vakken in het gesticht werkzaam zijn en den leergang van muziek als bijkomenden leergang nemen. Maar hoe dikwijls zal men alsdan bij dien leeraar de noodige kundigheden en bekwaamheid vinden?
En als men nu eindelijk de hand heeft gelegd op eenen leeraar die wezenlijk goed is, dan staat die leeraar gansch alleen; bijna nooit inderdaad bezit de bestuurder de vereischte kundigheden in de muziek om over zijnen leeraar het gewenschte toezicht uit te oefenen en iedereen weet dat gebrek aan toezicht onvermijdelijk eene verslapping in de vlijt voor gevolg heeft.
De thans zoo gebrekkige inrichting van het muziekonderwijs heeft sinds lang de aandacht van het hooger bestuur opgewekt, zoodat er besloten was een bijzonder examen in te stellen voor de muziekleeraars en eenen specialen school-opziener van dat vak te benoemen; in sommige organieke besluiten wordt zelfs van dit examen en dien opziener melding gemaakt. Verder dan tot een ontwerp is het echter niet gekomen!
Krijgen wij ooit eene ernstige inrichting, dan zal er voor den opziener vrij wat te hervormen vallen. Wij bedoelen hierbij niet alleen het theoretisch onderwijs en de uitvoering van het programma; maar de heele geest van het onderwijs zal moeten veranderen.
Tegenwoordig heeft dat onderwijs al heel weinig gemeens met de kunst en de ontwikkeling van het schoonheidsgevoel bij de kinderen; aan het opwekken van het nationale gevoel wordt niet eens gedacht; getuige daarvan de banale koren en de zinledige romancen en kluchtliedjes der plechtige prijsuitdeelingen.
Het is dringend noodig dat die leergang ernstiger worde en het onderwijs meer nationaal; anders moeten wij gelijk geven aan de velen die den leergang nutteloos en tijdroovend noemen en er radikaal de afschaffing van vragen.
V.