over zijn werken door M.C. Vosmaer en bezorgd door zijne weduwe, zal uitgegeven worden: in 52 wekelijksche afleveringen aan 60 centiemen; in 10 maandelijksche deelen aan fr. 3,25.
Het welbekend Noord-Nederlandsch tijdschrift De Tijdspiegel kondigde, onlangs geleden, eene zeer merkwaardige verhandeling van Sleeckx af over den Spaanschen tooneelschrijver Guillen de Castro en zijn beroemd stuk Las Mocedades del Cid, waar Corneille zijnen Cid uit getrokken heeft.
Die verhandeling sluit zich aan bij die, welke Sleeckx in 1888 in het Nederlandsch Museum over Cervantes als tooneelschrijver liet verschijnen en zal met evenveel nut en genot worden gelezen.
Zij leidt den lezer in een der schitterendste bloeitijdperken der wereldletterkunde; de prachtige ontwikkeling van het Spaansch tooneel der xvie en xviie eeuwen, alleen te vergelijken met den tijd van Shakespeare, Marlowe, Ben Jonson, Fletcher en Beaumont in Engeland, en van Corneille, Racine en Molière in Frankrijk.
Ter gelegenheid dier aankondiging, zegt het Volksbelang van Gent: De Nestor der Zuid-Nederlandsche schrijvers, D. Sleeckx - hij werd den 2n Februari 1818 te Antwerpen geboren en zal binnen kort zijn 74ste levensjaar intreden - is een onzer vruchtbaarste, veelzijdigste en degelijkste prozaschrijvers sedert 1830.
Reeds in 1841, dat is nu meer dan vijftig jaren geleden, begon hij zijne letterkundige loopbaan met de uitgave van een viertal tooneelstukken. Sedertdien leverde zijne welbesneden pen voortdurend boeken en bijdragen in tijdschriften en dagbladen van Noord en Zuid.
Eene uitgave zijner volledige werken verscheen te Gent bij Ad. Hoste in zeventien deelen van 1877 tot 1888. Tooneelstukken, romans, novellen, bijdragen over gechiedenis, kunst, aardrijkskunde, letterkunde, volgen elkander daarin op en toonen hoe algemeen en hoe afwisselend zijne jarenlange studie en zijn krachtig talent zijn geweest.
Doch na 1888 heeft de grijze Sleeckx zijne pen niet neergelegd. Voor het Willems-Fonds schreef hij eene reeks aantrekkelijke volksboekjes over Anneessens, Karel VI en Maria-Theresia, Jozef II en zijne regeering, den Patriottentijd en de Jacobijnen in België.
Onze Zuidnederlandsche schrijvers in Noord-Nederland. - Zoolang het, als heden, onomstootbaar waar blijft, dat de waardeering, welke onze auteurs in het literair veel meer ontwikkelde Noord-Nederland genieten, de beste maatstaf is voor hun wezenlijke beteekenis, kan het niet anders dan leer- en belangrijk wezen na te gaan, in hoeverre deze waardeering blijkt uit de bijdragen, door in Holland verschijnende tijdschriften van onze Vlamingen opgenomen.
Ik geloof niet, dat - van 1830 tot heden - de toestand, althans in dit éene opzicht, ooit in zulke mate bevredigde als sedert een drietal jaren.
Ik heb mij de moeite getroost, de laatste jaargangen van De Gids, Los en Vast, De Nederlandsche Spectator, Nederland, De Tijdspiegel, enz., te doorloopen, en met niet weinig voldoening heb ik alzoo kunnen vaststellen, dat het aantal der ónzen, wier dicht of ondicht in het kieskeurig Noorden gezocht wordt, voortdurend aangroeit.
Bovenaan staat onze puikdichteres Hélène Swarth, - zij die, ofschoon in Noord-Nederland geboren, zich toch hier, in Vlaanderen en onder Vlaamsche invloeden tot een nationale kunstenares ontwikkelde, en bijgevolg met volle recht doorons tot de onzen wordt meegerekend.
Sonnetten, liederen en andere verzen van haar hand versierden in 1890 de afleveringen Januari, April, Juli, September; in 1891 de aflev. Januari, April, Juni, Augustus, October, November; in 1892 de aflev. Januari, Maart, Mei, Augustus, October van de Gids; - in September 1892 gaf zij in hetzelfde tijdschrift sprookjes in proza.
Virginie Loveling is, in Noord-Nederland, om het minst evenzeer geschat als hier. De Gids plaatste, in 1890, Maart-April, Een dure Eed, de uitstekende, op éen paar pagina's na, vast beste van haar novellen.
Max Rooses liet in 1891, Juni, in De Gids verschijnen, zijn puike bijdrage over Het nieuwe Antwerpsch Museum, en in Juli een meesterlijk stuk over P.P. Rubens; dan in 1892, Juli, zijn prachtig essay - een zijner allermooiste - over Hélène Swarth.
Van Pol de Mont gaf De Gids in 1890 ‘Uit de Legende van Jeschoea ben Joszef,’ in Maart, 1891, De Kibitka en Zeer Ouderwetsch in Februari, Een Augustus-avond in Maart, Ritornellen in Mei, Zangen in Juli; in 1892, Uit Claribilla, in Februari en Juni. Volledigheidshalve zij vermeld dat het geestige gedicht De Boer van Jan Adriaensen ook in dit uitmuntend tijdschift het licht zag voor 't eerst.
In het te Leiden verschijnende tijdschrift Los en Vast treffen wij aan, 1890, een lezenswaardige folkloristische bijdrage van A. Gittée, getiteld De Hand en de Vingeren in het Volksgeloof, in 1891, van denzelfden, Het Gentsch Congres uit een Belgisch Oogpunt, een flink beredeneerd antwoord op het Gidsartikel van L. Simons, en van Pol de Mont, De Platduitsche letterkundige Beweging en Klaus Groth.
Elseviers geïllustreerd Maandblad bevatte in zijn eersten jaargang benevens verzen van Pol de Mont en Hélène Swarth, het dorpsverhaal Wilde Mele door Gustaaf d'Hondt, en in zijn tweeden, 1892, Kasper Kiliaan's Nieuwjaarsnacht van E. de Chateleux en Schrik van Cyriel Buysse.
In het maandschrift Nederland trad in 1892 voor het eerst op A. de Cock met een bijdrage over Virginie Loveling. In Februari 1891 bevatte hetzelfde tijdschrift een uitgebreid stuk van folkloristischen aard, In Vlaanderen, door Pol de Mont, benevens gedichten van denzelfden en van Hélène Swarth.
In den Nederlandschen Spectator leverden bijdragen Max Rooses, Hélène Swarth, Virginie Loveling, Pol de Mont en - van de allerjongsten - K.E. de Bom.
Dat De Gids zijn jaargang 1893 opende met een novelle van Virginie Loveling, Idylle, en een viertal liederen van Hélèna Swarth, ligt nog versch in ieders geheugen. In zijn Maartaflevering bracht hij ons weder eenige Zangen van Pol de Mont.
Eindelijk kan ik nog mededeelen, dat, in den loop van 1893, in Elsevier's geïllustreerd Maandschrift een roman van Virginie Loveling, met teekeningen van H. Luyten, een Tochtje naar Brugge door Piet van Asch met illustratiën van een anderen Vlaamschen kunstenaar, alsmede bijdragen van verscheidenen over Zuidnederlandsche schilders als Khnopff, Leempoeels, de Lalaing, Meunier, Frédéric, Claus, Verstraeten, Struys, Baertsoen, Lambeaux, Dillens, zullen plaats vinden.
Brabo.
De jury van den internationalen letterkundigen prijskamp, voorgezeten door den heer Jules Simon, en gelast met de beoordeeling van de stukken betrekking hebbende op den slavenhandel in Afrika heeft den prijs (10,000 fr.)