| |
Drie waterverfstudies
Bloeiende heide
Voorplan - een helder water, waarop rozig-
getinte plompen wiegewagen tusschen
blauwgroene bladen; - achter hoogstaand kalmus
een morgen weiland, heuvlig westwaart stijgend,
met hier en daar een boompje, en dan, heel wijd,
heel vlak en wijd, de heide - een meer van roze,
zacht purperverwige bloempjes, bleeker steeds
aftonend naar 't verschiet, tot waar - zwartgroen -
het sparrenwoud verrijst, terwijl de hemel
zich als een tent van smetloos blauw satijn
daarover welft, zonder een enkle kreuk.
| |
Octoberavond
Een uitspansel van lood.... Heel hoog, inktzwarte
traag heendrijvende wolken; lager, bij
d'oneffen horizont, die, van het Zuiden
onmerkbaar glooiend naar het Noorden loopt,
pikdonkre strepen op groenachtgen grond,
en - lager nog, de kimme rakend schier,
een dunne, roode, helverlichte strook.
Daaronder strekt, beeld van Verlatenheid
en Armoê, zich een onafzienbre vlakte:
steenachtig land, waarop slechts hier en daar
wat pover onkruid wegteert, wijl, heel ver,
een enkle boom, verwrongen door den storm,
Krijtachtig loopt, gelijk
een lange slang, een smalle wegel dwars
door 't eenzaam veld, en pikzwart, slechts van binnen
geelrood verlicht, verrijst, uit twintig schouwen
een dikken smoor uitpaffend, de fabriek,
zwoegend uit heesche longen in de stilte
des vroegen avonds door het eenzaam veld,
zuchtend, als wilde de onbezielde stof
te zamen vatten in éen enklen zucht
al 't menschlijk lijden, dat die muren bergen...
| |
De keiklopper
Sankt Goar voorbij.
Den zak op den gekromden rug, de kleeren
ontnaaid, gescheurd, en haar noch baard gekamd,
stond, naast een steenhoop, vlak in 't zonnegloên,
een stokoud man. Met stramme handen zwaaide
hij d'ijzren hamer, die met doffen slag
bonsde op een rotsklomp, dat de splinters knettrend
in 't ronde vlogen. Met zijn hemdsmouw wischte
de grijsaard 't zweet, dat op zijn voorhoofd blonk,
en slaafde voort, met doffen slag op slag,
de grove keien, spaan om spaantje, morzlend.
En hoorbaar klonk, bij elken zwaai der hand,
een schor geluid, - reutlen van een, die sterft, -
uit 's ouden gorgel, door geen dronk gelaafd...
Hoog, op de bergen, boven rots en menschen,
kerft geel en rijp de wijndruif aan den stok.
|
|