Was de van zooveel kracht getuigende roman Vorstengunst van A.S.C. Wallis reeds sedert lang vertaald, thans komen ook van Eeden, Couperus, Vosmaer de Spie, van Nouhuis aan de beurt.
De Engelsche vertaling van De kleine Johannes is ter perse gelegd door de veelaandurvende firma Henry en Co, Bouveriestreet, E.C., die reeds met den auteur van Een Passie in onderhandeling is getreden, ten einde ook van dezen interessanten eersteling een vertaling te bezorgen.
Dat de firma Heinemann, den artistieken uitgever der jongeren, reeds vóor maanden een door Clara Bell vervaardigde vertaling van Couperus' Noodlot uitgaf, en Chapman & Hall een andere van Eline Vere, acht ik bekend. Meer onlangs brachten Henry & Co de vertaling ter markt van Couperus' Extaze, een recht artistieke bewerking, naar men zegt, welke den heeren Teixeira en Gray alle eer aandoet.
't Is dezelfde Teixeira, die voor Grein's Independent Theater van Nouhuys' Eerloos en Het Goudvischje vertaalde, terwijl, zooals den lezer wellicht niet onbekend bleef, een Londensche tooneelspeelster zelve reeds Uitgaan verengelschte.
Het hoogartistieke Droomleven, door Mevrouw Hanna, alsmede het puike Lotos van Mevr. Snijder van Wissenkerke, zullen, naar wij vernemen, eerlang op gemelden schouwburg gespeeld worden.
Ook van Melati van Java (Mejr Marie Sloet) wordt een roman, De Dochter van den Resident, in het Engelsch overgebracht, terwijl James Ballingal vertalingen van Seipgens' Jean en De Kapelaan van Bardeloo liet verschijnen in The modern Church.
Ja, tot zelfs in het jegens Nederlands taal en letteren tot heden zoo onverschillige Frankrijk, schijnt op dit oogenblik een aanzienlijke ommekeer plaats te grijpen. Een der beste dichters uit de generatie van 1860 tot 1890, Achille Millien, wiens talrijke reeks dichtwerken, La Moisson 1860, Chants agrestes 1862, Poèmes de la Nuit 1864 (bekroond door de Académie française), Musettes et Clairons 1867, Légendes d Aujourd'hui 1870, Voix des Ruines 1873, door de beroemde firma A. Lemerre in twee prachtig uitgevoerde en statige boekdeelen, Premières Poésies (1859-1863) en Nouvelles Poésies (1864-1873), met talrijke etsen versierd, werden verzameld, terwijl sindsdien nog het licht zagen Poèmes et Sonnets 1870 en Chants populaires de la Grèce, de la Serbie et du Monténégro, Lemerre, 1891, legt op dit oogenblik de hand aan een verzameling vertalingen uit een veertigtal zoo Noord- als Zuidnederlandsche dichters, vooral van het jongere geslacht, van 1850 tot heden.
Ik vermeld: Prud. van Duyse, Ledeganck, Dautzenberg, Theodoor van Rijswijck, Jan van Beers, Hiel, Vuylsteke, G.J. Dodd, R. en V. Loveling, de Geyter, Fr. De Cort, Antheunis, van Droogenbroeck, Daems, Carel Vosmaer, Esser, de Génestet, Schimmel, Heije, ten Kate. enz., voor de ouderen, - Dr A. de Vos, Coopman, de la Montagne, A. Sauwen, Pol de Mont, Hel. Swarth, A. Rodenbach, Alfried Weustenraad, Emants, van Logchem, Perk, Verwey, Kloos, J. Winkler-Prins, Fred. van Eeden, Couperus, Hemkes, Boele van Hensbroeck, enz., voor de jongeren.
Ten slotte de mededeeling, dat ook onze jongere Fransch-belgische poëten in den vreemde naam maken. In het pasgestichte Verlag deutscher Phantasten te Berlijn zag in een deeltje van 52 bl. gr. 8o, een prachtig gedrukte vertaling het licht van Albert Giraud's Pierrot lunaire, die het talent van Otto Erich Hartleben alle eer aandoet.
Meer dan redenen, dunkt mij, om - bij den aanvang van dit nieuwe jaar, onze wel wat met heel veel recht nu en dan ontmoedigde of allerminst ontgoochelde Nederlandsche schrijvers een hartelijk macte animo toe te roepen.
Brabo.