De Vlaamse School. Nieuwe reeks. Jaargang 6
(1893)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De–De oude monumenten van Luik
| |
[pagina 25]
| |
St-Paul bezit eenige kunstwerken, wel waardig vermeld te worden. De eikenhouten predikstoel met marmeren beelden, van Willem Geefs, is misschien het volkomenste, wat die verdienstelijke beeldhouwer beitelde. Tusschen de twee trappen ziet men, in den zijbeuk, den terecht geprezen Engel des Kwaads, het meesterstuk van zijnen broeder Jozef. In het koor, tegen de muren achter het gestoelte, bevinden zich groote paneelen, gesneden door Geerts, naar teekeningen van den Antwerpschen bouwkundige Durlet; en, in eene der zijkapellen, een marmeren Christus in het Graf, van Jean
Buitenzijde van St-Paul, te Luik.
Delcour, een Luikschen beeldhouwer van onbetwistbaar talent, die in de tweede helft der xviie eeuw leefde. Nog bemerkt men in de kathedraal goede schilderijen van Lairesse, Carlier, Douffet en Bertholet en, in het portaal van den linkeringang, een groot bronzen kruisbeeld van denzelfden Delcour, dat, in 1663 vervaardigd, lange jaren op de brug le Pont des Arches stond. Het verguld zilveren borstbeeld van St-Lambert, dat, met andere gewrochten van waarde, van den schat der kerk deelmaakt, is een verdienstvol werk. Het werd in de xvie eeuw, op last van den bisschop Erard de la Marck, door den Luikschen goud- en zilversmid Henri Zutman gedreven, dien zijne tijdgenooten ook Ledoux en Suavius noemden. Het staat op een verguld zilveren voetstuk met halfverheven tafereelen uit het leven van den Heilige. Men wil, dat het kunstwerk niet minder, dan driehonderdduizend kronen gekost hebbe en dat Zutman er zeven jaren aan arbeidde. Jean Delcourt heeft te Luik eene menigte beeldhouwwerken gelaten, waarvan wij enkel eenige kunnen opnoemen. Voor eerst de fraaie monumentale marmeren fontein, tegenover St-Paul, in de rue Vinave d'Ile. De bronzen O.-L.-Vrouw met het Kind en de vier bronzen leeuwen, welke die fontein versieren, zijn voortreffelijk, de eerste vooral, waarvan de draperijen meesterlijk zijn behandeld. Verder: het bronzen beeld van Johannes den Dooper, op de fontein der rue hors Château; het marmeren koor met beelden, in de kerk Ste-Croix; de H. Maagd en St-Denis, in de kerk van dien Heilige; de fraaie marmeren basrelieven in de kapel van het H. Sacrament, in St-Martin, enz. De Luikenaars waren tijdens het leven des kunstenaars zoozeer met zijn werk ingenomen, dat de magistraat zijne bronzen beelden liet vergulden, om hem een blijk zijner bewondering te geven. * * * Dat de tegenwoordige kerk van St-Martin zich insgelijks op den heuvel van Publémont verheft, | |
[pagina 26]
| |
welken men sinds Mont St-Martin genoemd heeft, hebben wij reeds gezien, toen wij van de kerk spraken, door Eraclus met woningen voor de kannuniken gebouwd. Van die laatste kerk wordt in de geschiedenis van Luik meermalen gewaagd. Stippen wij, om te beginnen, aan, dat aldaar in 1264 het feest van het H. Sacrament werd ingesteld, hetwelk eerlang zich in al de landen der Christenheid verspreidde. In den langen strijd tusschen de familiën van Awans en Waroux werd de eerste St-Martin het tooneel van gebeurtenissen van geheel anderen aard. Men weet, hoe die strijd, die aan twee-en-twintigduizend - sommigen meenen aan twee-en-dertigduizend, - menschen het leven kostte, ontstond. Een ridder van het geslacht der Waroux had een rijk meisje van Awans gehuwd. Humbert Corbeau, heer van Awans, verbood haar hare huisgeraden mee te nemen, bewerende, dat, dewijl zij de dochter van eenen zijner laten was, hare goederen op zijn gebied moesten blijven. Hierin wilde Guillaume Le Jeune, heer van Waroux, niet toestemmen, wat ten gevolge had, dat zijne bezittingen in 1297 door de lieden van Awans werden verwoest. Weerwraak werd door die van Waroux genomen en de worsteling duurde voort. Eerst na acht en dertig jaar werd het geschil bijgelegd en aan het bloedvergieten om zoo nietige zaak een einde gesteld. Reeds bij den aanvang van dien veeljarigen strijd, doet zich eene karakteristieke episode voor, welke met St-Martin in betrekking staat. Zekeren dag hadden de aanhangers van Humbert Corbeau het kasteel van Slins, na vruchtelooze pogingen, om het te overweldigen, in brand gestoken. De vorst-bisschop Hugues de Châlons, die anders het met de Awans hield, besloot die roekeloosheid streng te straffen. Hij veroordeelde Humbert, als hoofd der Awans, zich met twaalf zijner ridders naar St-Martin te begeven. Na hunne bovenkleederen te hebben afgelegd, moest ieder hunner er eenen zadel op het hoofd nemen en blootsvoets dien naar St-Lambert dragen, om hem vóor de voeten van den bisschop neer te leggen en zijne genade af te smeeken. In 1312 gebeurde iets veel ernstigers. In den nacht van 3 Augusti waren vijfhonderd ridders van de partij der Waroux in de stad gedrongen, om er aan de burgerij de wet te stellen. Deze echter, door de lieden van het gemeen geholpen, deed hun den aanslag duur bekoopen. Na eene bloedige worsteling werden de ridders naar dat gedeelte van Luik gedreven, welk men la Sauvinière noemde. Daar weer in het nauw gebracht, vluchtten tweehonderd hunner naar St-Martin en sloten er zich in op. Het volk echter eerbiedigde die vrijplaats niet. Na tevergeefs gepoogd te hebben de kerk open te breken, staken de woedenden ze in brand. De tweehonderd ridders kwamen in de vlammen om en van het gebouw bleef niets over, dan rookend puin. Het is die verschrikkelijke gebeurtenis, welke in de geschiedenis den naam draagt van la male St-Martin. De bisschop Adolphe de la Marck deed St-Martin op kosten der gemeente heropbouwen. Die heropbouwing schijnt niet toereikend geweest te zijn, want in 1542, na een anderen brand, besloot men nogmaals aan het herbouwen te gaan. De nieuwe plannen werden opgemaakt door eenen bouwmeester van groot talent, Paul de Ryckel geheeten. Zij waren zoo grootsch en schoon, dat zij, zegt men, hem het leven kostten. Hij werd door afgunstige kunstbroeders vermoord, toen zijne kerk nauwelijks tot aan de vensters gevorderd was. Dezelfde bouwmeester zoude, meent men, de plannen van de tegenwoordige kerk van St. Jacques geleverd hebben. De St-Martin van de Ryckel mag tot de uitmuntendste godsdienstige monumenten in gothischen stijl der derde periode gerekend worden. Zij onderscheidt zich niet zoozeer door rijkdom van versierselen en ander bijwerk, als wel door de voortreffelijke ontwikkeling harer groote bouwkunstige lijnen, hare sobere sierlijkheid en de volmaakte overeenstemming harer verschillende deelen. Het heerlijke gebouw is 250 voet lang en 70 breed. Twee rijen achtkantige zuilen, aan elken kant met ronde halfzuilen bezet, verdeelen het schip in drie beuken, met kapellen bezoomd. De triforie onder de vensters van den middelbeuk bestaat uit eene dubbele rij klaverbladeren en loopt in de kruisbeuken voort. Een venster in gevlamden stijl beslaat bijna geheel den achterwand van elken kruisbeuk. Het koor, weer in gevlamden stijl, heeft geene zijbeuken, maar zijne breedte en hoogte, gevoegd bij de vier kolossale zijvensters en de vijf lansvormige vensters der apsis, geven het een allerfraaist uitzichtGa naar voetnoot(1). Het gedrukte gewelf is door ribben in eene menigte prismatische vakken verdeeld en met arabesken beschilderd. De ogivale gewelven der beuken hebben gekruiste ribben. | |
[pagina 27]
| |
De buitenzijde der kerk is de binnenzijde waardig. Zij munt uit door edelen eenvoud, elegante regelmatigheid en statig voorkomen. De breede, machtige, vierkante toren, aan het voorste gedeelte van het schip, hadde veel hooger moeten worden, doch werd, als zoovele andere gothische torens, nooit voltooid. Hij eindigt in een gedrukt pyramidevormig dak, met eene vierbladerige balustrade omgeven, gelijk aan die, welke de buitenmuren van het koor bekroont. Het kerkportaal, vroeger aan de rechterzijde der kerk, bevindt zich tot hiertoe ter linkerzijde van den toren, doch eerlang zal de hoofdingang aan den rechter kruisbeuk zijn, in welks achterwand men een nieuwen ingang gebouwd heeft, gewetensvol in den stijl van het monument gehouden en even statig als het overige der buitenzijde. St-Martin is overheerlijk gelegen. In al de wijken der stad ziet men, wanneer men den blik ten westen richt, de schoone kerk op den Mont St-Martin in de lucht rijzen en boven de gebouwen, zoowel van dien heuvel, als van het lagere gedeelte van Luik uitsteken. Vooral wanneer men op de bekoorlïjke boulevards met hun schilderachtig park wandelt, biedt zij een verrukkelijk gezicht. (Wordt voortgezet.). SLEECKX. |
|