De ‘Albrecht Durer’ van de Jans
In de zaal van het Kunstverbond had in den loop der maand Januari de heer de Jans zijne schilderij, verbeeldende de plechtige ontvangst van Albrecht Durer in het lokaal der Lucasgilde te Antwerpen, tentoongesteld. Een warme bijval van wege het publiek is dit werk ten deel gevallen. Het heeft dan ook hoedanigheden, die het verheffen tot een stuk van degelijke kunstwaarde.
De schilder heeft Albrecht Durer voorgesteld, gezeten aan den feestdisch, hem aangeboden door de Antwerpsche schilders, omringd door zijne vrouw, zijne dienstmeid, de leden der Lucasgilde en hunne vrouwen. Quinten Massys is opgestaan en drinkt de gezondheid van den beroemden gast. Het tooneel heeft plaats in de groote zaal der Lucasgilde, wier wanden met het portret van Quinten en het schild der gilde versierd zijn. Het is verlicht door de kaarsen die op een luchter, aan het gewelf hangende, branden.
De laatste bijzonderheid is van het grootste belang; wij hebben hier een historisch stuk met kaarslicht, zeker geen alledaagsch verschijnsel. De schilder had het volle recht zoo zijn onderwerp op te vatten; of hij gelijk had van dit recht gebruik te maken is een andere vraag. Een schilderij met kaarslicht is ons altijd voorgekomen een kunststuk te zijn van ondergeschikte natuur. Het lichteffekt is er toch van groveren aard dan in een schilderij bij zonnelicht en de schilder schijnt zich de taak te hebben vergemakkelijkt met een ongewoon effekt op gemakkelijker wijze te verkrijgen Dit gezegd zijnde, moeten wij recht laten wedervaren aan de behendigheid, waarmede de heer de Jans partij trok uit zijn kunstmatig licht. Wel zou de vraag mogen gesteld worden waarom de vlam der kaarsen doffer van toon is dan de lichtslag op sommige kleederen, waarom de witte muts der meid niet even krachtig uitkomt als andere brokken linnen, maar wij stappen over die kleinigheden, om bij het geheel te blijven stilstaan.
Wij prijzen in de schilderij, behalve de gevatheid waarmede het lichteffekt is aangebracht, de wijze verdeeling en groepeering der personages, de fraaiheid der groep, die zij vormen, het behagelijke dat de versiering der zaal en de rijkdom van den disch opleveren, het rijke harmonische koloriet, de talentvolle schildering en misschien meer dan dit alles, de ernstige poging om een ernstig historisch stuk voort te brengen, al willen wij het dan niet voor een meesterstuk doen doorgaan.
Wie zoo iets beproeft toont, dat hij het moeilijkste aandurft, en wie zich betamelijk uit den slag trekt geeft bewijs van meer dan gewone begaafdheid en verkrijgt recht op uitvoeriger bespreking dan alledaagsche kritiek van bewondering of afkeuring geven kan. Voegen wij hierbij, dat de ongemeene zorg, besteed aan het tentoonstellen van het stuk, berekend om er al de waarde te doen van uitkomen, er de aandacht op inroept als op een werk van ongemeen belang, en wij zullen de beweegredenen hebben aangegeven, waarom ook wij er een bijzonder gewicht aan hechten.
Wij prezen de groepeering van het geheel, het fraaie uitzicht der zaal; stippen wij nog aan dat menig figuur op zich zelf, en menig hoofd uitstekend is geschilderd: de vrouwen vooral vallen meê. De groote renaissance-vrouw op het voorplan rechts, het lieve jonge meisje nevens Durer met haar fijn gothiek kopje, zijne vrouw en zijne dienstmeid staan boven het gewone peil. De naïeve bewondering der dienstmeid, die gelukkig is zooveel goeds van haren meester te hooren, zijne vrouw die zedig neder blikt, en meer verlegen is om die loftaal dan Durer, bewust van zijne verdienste, zijn gelukkig getroffen.
Maar - en nu geven wij het woord aan de kritiek - er zijn zwakke zijden in het degelijke stuk. Vooreerst en vooral, het tafereel geeft niet den indruk van een feest in onze Lucasgilde noch van een feest van grooten omvang in het algemeen. Dit kleine hoopje menschen, zoo dood bedaard daar neergezeten of rechtstaande, meestal oude schrale figuren, zijn niet onze schilders. Deze waren altijd andere gasten, wat woeliger en joliger en vrijpostiger de wereld inkijkende. De menschen hier vieren geen feest zooals onze kunstenaars feest vierden; er is er niet één, op wiens gelaat te lezen staat hoogachting voor den vreemde, fierheid en geluk van hem daar te zien;