Letterkunde
Van den heer Frans Van Steenweghen is een nieuw werk verschenen, getiteld In 't Groote Duitschland.
Het fraai gedrukt boek opent met eene prachtige phototypie van het wereldberoemde munument ‘de Germania’ op den Niederwald, een gelukkig denkbeeld, waardoor 's lezers belangstelling al dadelijk wordt opgewekt, die dan bij 't genieten van den rijken inhoud niet meer verflauwt.
De schrijver, grondig bekend met de taal, de letteren en de geschiedenis van het Duitsche volk, voert ons langs Aken en den Rijn naar Francfort en Heidelberg, over Heilbronn en Stuttgart naar Neurenberg, vandaar over Augsburg naar Munchen. Langs Oberammergau en het Beiersch Alpenland reizen wij met hem naar Innsbrück en door de bergen van Tyrol naar Salzburg, bij welke laatste stad wij een phantastisch tochtje meemaken door de beroemde zoutmijnen. Vervolgens bezoeken wij Weenen en Budapesth, het heerlijke Praag en het kunstlievende Dresden, verder Berlijn en omstreken, het schilderachtige Leipzig, dan Weimar, Eisenach met den Wartburg, eindlijk Kassel, om langs Dusseldorf naar Antwerpen weer te keeren.
Een lange weg voor waar! maar vol afwisseling, en, aan de hand van den heer Van Steenweghen, geen enkel oogenblik vervelend. Hij beschrijft aanschouwelijk, weet te schilderen met de pen, maakt opmerkzaam op eigenaardige kleederdrachten en volksgebruiken, en treft soms met bewonderenswaardige juistheid de physionomie eener stad of van een landschap. En terwijl hij ons rondvoert, vertelt hij allerlei legenden en sagen, grappen en anecdoten, litterarische en geschiedkundige bijzonderheden en feiten, zoodat hij ons met gespannen aandacht gekluisterd houdt aan de 300 groote bladzijden van zijn uiterst aantrekkelijk boek.
De talrijke platen en plaatjes, die het boek versieren, zijn uitmuntend, sommige evenwel een weinig romantisch van opvatting en toon.
In 't groote Duitschland aanzie ik als eene merkwaardige aanwinst voor onze letterkunde.
Hélène Swarth heeft eenen bundel Poëzie laten verschijnen, versierd met haar portret, en buiten ‘nieuwe gedichten’ voornamelijk bevattende eene bloemlezing uit hare vroegere werken.
Julius Wolff, de ook hier te lande gekende Duitsche dichter, wiens Rattenfänger en Wilde Jäger zulken welverdienden bijval gevonden hebben in de letterwereld, liet onlangs een nieuw klein epos verschijnen, getiteld ‘Der fliegende Holländer’, en waarvan dus de beroemde legende het onderwerp uitmaakt. Moge het beter geslaagd wezen dan Wolff's laatste dichterlijke verhalen Renata en Die Pappenheimer, waar in 't geheel zooveel goeds niet van te zeggen is als van hoogervermelde.
Ook Georg Ebers geeft eene ‘Geschichte meines Lebens’ uit! Rosegger, Hamerling, Dahn, Freitag en nu Ebers weer - die verlustiging in het beschouwen der eigen letterkundige beeltenis dreigt bij de Duitsche schrijvers eene manie te worden.
Een nieuwe roman van Paul Bourget geldt sedert lang in Frankrijk voor eene gewichtige letterkundige gebeurtenis, en om die reden willen wij in onze kroniek ook een woordje zeggen over La Terre promise, dat bij den Parijzer uitgever Lemerre van de pers gekomen is.
In eene fraai geschreven ‘Préface’ stelt Bourget zich aan als de pleitbezorger der ‘romans d'analyse’, die slechts te wijzen heeft op sommige meesterstukken der Fransche letterkunde, om het goed recht van romans als de zijne te staven. De bezwaren, door zekere kritiek daartegen geopperd, doet hij als een kaartenhuisje in duigen storten.
In zijn laatste werk, La Terre promise, behandelt de ietwat ‘précieuse’ Parijsche schrijver een uiterst belangwekkend vraagstuk van maatschappelijke zedenleer.
Francis Nayrac is verloofd met Henriette, eenig kind van de gravin weduwe Louise Scilly. Het rijke drietal brengt den winter door te Palermo, gelukkig in het vooruitzicht van het huwelijk voor de aanstaande lente.
De vreugderoes, de zalige droom der twee gelieven wordt echter plotseling en voor altijd verstoord door de aankomst in 't zelfde hotel van mevrouw Pauline Raffraye, de vroegere minnares van Francis. Acht jaar geleden had deze met Pauline, die getrouwd was, in overspel geleefd, doch haar verlaten en vergeten, toen hij zekeren dag tot zijne verontwaardiging meende te bestatigen, dat zij hem met eenen derde bedroog.
Wilde die vrouw, heden weduwe, zijne naderende echtverbintenis vernomen hebbende, zich thans wreken?...
Toch niet. Hare verschijning in het Zuiderland was een bloot toeval; zij hoopte er hare diep geschokte gezondheid te herstellen.
Zij was vergezeld van haar achtjarig dochtertje, hetwelk sprekend op de overleden zuster van Francis gelijkt, die verplicht is, in het meisje zijn eigen kind te erkennen.
Die ontdekking brengt den jonkman in eene vreeselijke verlegenheid en maakt hem wanhopig radeloos. Kan hij, met zulk verleden, nog de echtgenoot worden van de argelooze, engelreine Henriette? En heeft hij geene vaderplichten te vervullen jegens de kleine Adèle?
Pijnlijke tweestrijd! Hij verbergt zich voor zijne verloofde en dezer moeder, die zijn gedrag en houding op den duur raadselachtig beginnen te vinden.
Toen hij eindelijk niet langer comediespelen kon, bekent hij alles aan mevrouw Scilly. Maar onvrijwillig verneemt ook Henriette de geheimen van haren toekomenden bruidegom. Met haar geluk is 't gedaan! De wereld, waarvan zij de schoonere zijde slechts kende, heeft zich voor haar ontsluierd en boezemt haar schrik in. Zij wil van geen huwelijk meer weten, ondanks hare onvergankelijke liefde voor Francis, en, spijt al de pogingen harer moeder om haar verstandiger te maken, blijft zij bij haar besluit volharden. Weldra vertrekken beide dames over Tunis naar Algiers, mevrouw Raffraye sterft, en Francis volgt de kleine wees Adèle heimelijk naar Frankrijk, in de hoop, zich te eeniger tijd aan haar en hare verwanten als de vader te mogen voorstellen.
Het verhaal is boeiend geschreven. Het eerste hoofdstuk,