In memoriam Gerrit A.A. Wagner
Met diep leedwezen vernam de Vlaamsche School het afsterven van Gerrit Wagner.
Innige betrekkingen hebben tusschen ons blad en den jongen toonkunstenaar bestaan. Gedurende drie jaar leverde hij in ons tijdschrift tal van critische bijdragen, die zeer gelezen en gewaardeerd werden.
Moet men thans vóóral rouw voeren over teleurgestelde verwachtingen; over het Werk, dat zich slechts in schitterende vizie had laten vermoeden, en waarvan de voltrekking noodlottig onmogelijk werd gemaakt; - zoo is het ons toch nog gegeven met weemoedige voldoening te mogen wijzen op enkele muzikale werken, die ons den rijkbegaafden, werklustigen en met ongemeene wilskracht betuigden toondichter naliet. Hunne waarde kan echter op dit oogenblik onze smart slechts verhoogen; klagend getuigen zij van het verlies dat de Kunst in hem ondergaat.
Met de Babylonische Gevangenschap (woorden van Joost Van den Vondel), uitgevoerd op het Concert der leerlingen van Jan Blockx (1888), trok hij het eerst de aandacht. Later kwamen eenige Liederen, een paar nummers voor strijkkwartet, een sinfonisch gedicht, het zanggedicht De Bergstroom (Robert Hamerling), twee a cappella-kooren: Napoléon (Victor Hugo), 't Wordt Avond (Willem Rogghé), en het onafgewerkt bijbelsch-lyrisch zangspel Esther, waarvoor hij zelf de woorden dichtte.
In al wat Gerrit Wagner schreef vinden wij nagenoeg dezelfde hoedanigheden: heiligen afkeer van 't alledaagsche, ernst en verhevenheid in de opvatting, waaraan trouwe, haast realistische vertolking wordt gegeven.
Uit dit laatste en op zich zelf beschouwd prijzenswaardig streven, uit die alles beheerschende zucht naar waarheid in de uitdrukking, ontstond, door al te angstvallige nauwgezetheid in de toepassing, zijne minder gunstige hoedanigheid, de schaduwzijde van zijn talent: gemis aan groote lijn in zijn werk, aan breeden golfslag, aan gemakkelijke voortschrijding.
Als dirigent was hij uitstekend. Het Antwerpsch Mannenkoor, door hem bestuurd, en waar zijn beminnelijk karakter hem zonder overdrijving tot den afgod zijner zangers had gemaakt, steeg door zijn onvermoeibaar pogen tot eene in Antwerpen ongekende hoogte. Peter Benoit's Conscience Cantate, onder andere, bekwam nooit schooner uitvoering dan in deze liedertafel.
..........Begraven onder bloemen, werd de te vroeg afgematte Werker, de ernstige Kunstenaar, de lieve Vriend ter ruste geleid.
J.d.B.