Hulde aan Max Rooses
Toen, ter gelegenheid van de inrichting en het welgelukken van het Landjuweel, den heer Max Rooses het ridderkruis toegekend werd, besloten zijne vrienden te zijner eete eene kleine betooging in te richten.
De jaarlijksche disch van het Taalverbond zou, volgens hun inzicht, te baat genomen worden om hem hulde te brengen.
Nochtans zijne vrienden, en hij zelf, die hunne uitnoodiging aanvaardde, hadden buiten den waard gerekend. Zoodra hun voornemen bekend was, ontstond langs alle kanten een hevig protest tegen de bekrompenheid van zulke betooging.
Zij, die het denkbeeld opgevat hadden, zagen zich met den stroom medegesleept, zij werden genoodzaakt eene feestcommissie samen te stellen, bestaande uit de Heeren Emm. Rosseels, voorzitter, Willem van Maenen, Pol de Mont, Jaak Mössly, leden, en Jef van de Venne, secretaris, en aan te kondigen dat de ontworpen betooging met eenen feestdisch zou gepaard gaan en een openbaar feest zou wezen.
De commissie verklaarde in eenen omzendbrief van 16 October, ‘dat zij gelukkig was de weergalm te mogen zijn der menigvuldige betuigingen van hoogschatting en warme genegenheid, welke haar, uit al de hoeken van het Vlaamsche land, voor den held van het feest, toekwamen.
Weinigen onder hen, schreef zij, die, van Veurne tot Maeseik, gemengd zijn in den Vlaamschen taalstrijd of er pen en penseel, beitel en maatstok hanteeren, verzuimden aan de commissie hunne toetreding te doen geworden! Het zeventigtal plaatsen, voorloopig beschikbaar gesteld, werd dadelijk ingenomen, en, bij elke postbestelling, stroomden nog inschrijvingen toe.
In zulke omstandigheden, werd het de plicht der commissie, bij den feestheld aan te dringen, opdat hij zoude afzien van de beperking, welke hij haar gesteld had, die namelijk, niets anders op touw te zetten dan een eenvoudig, gezellig vriendendischje, met enkele dozijnen aanzittenden. De deur moest geopend worden voor allen, die in Hem waardeeren den man van overtuiging, den man van kennis en kunst, den man van het Landjuweel en een landjuweel van een man.’
Die vooruitzichten van het comiteit werden dan ook bewaarheid. Niet minder dan honderd tachtig dischgenooten vereenigden zich in de feestzaal van het Grand-Hôtel, terwijl een stapel heilwenschen van personen, die verhinderd waren de plechtigheid bij te wonen of hare inrichting onbewust waren, kwamen toegestroomd.
Nadat de heer Emm. Rosseels, die het voorzitterschap der plechtigheid waarnam, den heer Rooses, Mevrouw Rooses en Mejuffrouw Rooses verwelkomd had, las dichter Pol de Mont eene feestrede, welke den held van het feest, in vorm van Album, met plantijnsche letter gedrukt, aangeboden werd. Daarbij behoorde eene verzameling portretten der feestgenooten opgeluisterd door eene prachtige titelteekening van Frans Van Kuyck, gevat in eenen sierlijken reliefband, door den heer J. Mössly vervaardigd
Verder werd den heer Rooses zijn prachtig en welgelijkend portret, door Hendrik Luyten geschilderd, aangeboden, benevens eene groote symbolische krijtteekening, eveneens het werk van Luyten, en waarvan de reproductie tot dischkaart diende; eene fraaie kopij van een der meesterstukken van Albrecht Durer; een krans, namens het Antwerpsche Willems-Fonds; een zeer hartelijk gesteld adres, namens tal van bekende mannen uit Gent, door prof. Paul Fredericq voorgelezen en aangeboden.
Aan heilzangen, heildronken en redevoeringen ontbrak het gedurende den disch en aan het nagerecht niet. De feestrede werd gehouden door Voorzitter Em. Rosseels, Peter Benoit bad een feestlied getoondicht op een gedicht van Pol de Mont, Henri Fontaine droeg het voor; Burgemeester Jan van Rijswijck dankte den heer Rooses voor al wat deze heeft verricht voor Antwerpen voor den roem van Plantijn, voor de faam van Rubens, hij dronk op het heil van Rooses' gezin. Jhr. de Maere-Limnander hield eene keurige improvisatie vol liefde voor de Vlaamsche zaak, tot welke hij voor alles de Vlaamsche vrouwen ‘verleiden’ wilde.