De Vlaamse School. Nieuwe reeks. Jaargang 5
(1892)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De–
[pagina 159]
| |
KroniekSchoone kunstenIn de VIe internationale kunsttentoonstelling te Munchen was de Belgische afdeeling, voortreffelijk ingericht door Alb. De Vriendt, bestuurder der Antwerpsche Academie en Van der Stappen, beeldhouwer te Brussel, eene der rijkste en fraaiste der tentoonstelling. Niet minder dan zeven onzer kunstenaars verworven aldaar medalies, Emiel Claus, Const. Meunier, Paul Dubois, Isidoor Verheyden, D. Oyens, Rosier en Brunin.
De heer Lod. Tydtgat werd benoemd tot bestuurder der Gentsche teekenacademie; de heer Rosier tot bestuurder der Academie van Mechelen.
Het museum Fraikin, bestaande uit de aan zijne geboortestad nagelaten beeldhouwwerken werd den 11e September te Herenthals geopend | |
LetterkundeIn den laatsten tijd zijn er eenige werken verschenen, waarop wij de aandacht onzer lezers een oogenblik verlangen te vestigen. | |
I. De Kunstnijverheid, Volksboek, door J. Blockhuys en A. Gervais. Bekroond in den prijskamp uitgeschreven door den Provincieraad van Antwerpen. - Antwerpen, drukkerij J.-E. Buschman, 1892.Dit boek heeft zijn ontstaan te danken aan de puike redevoering van den kunstschilder Frans Van Kuyck, uitgesproken in den Provincieraad van Antwerpen, en op bladz. 139 en 142 van den jaargang 1888 der Vlaamsche School meegedeeld. Het werd in 't leven geroepen en geschreven met het lofwaardig doel, bij onze Vlaamsche ambachtslieden den goeden smaak te ontwikkelen, hen bekend te maken met de eenvoudigste beginselen van schoonheidsleer en kunst, en hun het middel aan te wijzen om die kennis bij hunnen arbeid te pas te brengen. Wij gelooven te mogen zeggen, dat het zeer fraai gedrukte werk van de heeren Blockhuys en Gervais ten volle beantwoordt aan het voorgestelde doel. De inhoud is zeer rijk. Na een ‘voorwoord’, dat men zou kunnen heeten den geboorteakt van 't boek, wordt het verband aangetoond tusschen kunst en nijverheid en daarna de noodzakelijkheid der teekenkunde voor den ambachtsman. Vervolgens worden de grondbeginselen der bouwkunst uitgelegd, alsmede de kenmerken dier kunst bij de verschillige oude en moderne volken, en naar gelang der tijdvakken. Daarachter komt een uitgebreid hoofdstuk over Versiering, volledig, rijp doordacht, wellicht het beste van alle. Beurtelings worden dan behandeld de schrijnwerkerij en de meubelmakerij, het tapijtwerk, het goud- en zilversmeden, de ijzersmederij, de glasschildering en de steenhouwerij, waarbij de schrijvers telkens aanwijzen, op welke manier het handwerk zich verheffen kan tot kunstwerk. Een groot aantal, meestendeels fraaie, goedgelukte platen versieren het boek, dat bij duizenden en duizenden exemplaren onder den werkenden stand zou dienen verspreid te worden. | |
II. Frans Gittens. Karel van Gelderland, lyrisch treurspel in vier bedrijven en een voorspel. - Gent, J. Vuylsteke, 1892.Van de lange rei Zuid-Nederlandsche tooneelschrijvers is er tot heden toe nog maar éen, dunkt me, die zeker mag zijn, dat het nageslacht hem niet vergeten zal, en dat is Gittens. Het is, dat hij niet schrijft gelijk de meeste anderen, enkel om eens een stuk van hem opgevoerd te zien, maar met het eenige doel, onze dramatische letterkunde te verrijken met gewrochten, waarin levensondervinding, menschenkennis en scheppende kracht met elkander om den palm dingen. Nog heeft hij ons het beste niet gegeven van hetgeen er broeit in zijne kunstenaarsziel, doch wanneer eenmaal de wereldlitteratuur met een tooneelwerk van een Nederlander zal mogen prijken, dan zal 't de naam van Gittens wezen, dien men op alle schouwburgen zal toejuichen, dat is onze vaste overtuiging. Wat ik daar zeg past niet volkomen op Karel van Gelder, evenwel een stuk van zeer ernstige verdiensten, waaromtrent wij ons oordeel echter voorbehouden tot na de aanstaande vertooning, met muziek van Peter Benoit. Wij verwachten ons aan een geestdriftigen bijval, eene soort van apotheose van de feesten ter eere van onzen genialen toondichter. | |
III. Gentsche Novellen, door Herman Ronse. - Gent, drukkerij ‘Het Volk’, Oudburg. 32. 1892.Het meervoud Novellen beteekent hier maar twee, eene van 30 en eene van 70 dichtgedrukte bladzijden. Beide heb ik met veel genoegen gelezen. Wel is de fabel eenvoudig, of, anders uitgedrukt, veel kunst is er aan de samenstelling dier twee verhalen niet besteed, doch zij boeien niettemin door karaktertekening, kleur en stijl, en de schrijver is een fijn opmerker, bij poozen geestig, van wien wij nog goede dingen mogen verwachten. Zijn eersteling belooft. | |
IV De Tering, door Dr E. Remouchamps, assistent bij de Hoogeschool van Gent. - Gent, J. Vuylsteke, 1892.Dit werkje maakt deel van de reeks volksboekjes, uitgegeven door het Willems-Fonds en alle zoo uitstekend geschikt voor de lezers, voor wie zij bestemd zijn. Het onderhavige is een der beste; het verdient een bescheiden plaatsje in de bibliotheek van den geleerde zelfs, want, in hoe eenvoudigen vorm ook geschreven, de inhoud is zeer ernstig en wetenschappelijk. Dr Remouchamps spreekt achtereenvolgens over: de Natuur der ziekte, haar Ontstaan, de Behandeling en de Voorbehoeding; hij doet het zoo klaar en bevattelijk, dat men zou meenen eenen talentvollen professor te hooren voordragen. Het boekje moge zijnen weg vinden in alle Vlaamsche huisgezinnen, bij de welgestelden gelijk bij de armen. | |
V. Georges Rodenbach: Bruges-la-Morte, roman. - Paris, Marpon et Flammarion.Ware dit boek in 't Nederlandsch geschreven, ik zou er mijne kronijk mee geopend hebben, want het is stellig het schoonste van de vijf. Zelfs moet ik erkennen, in langen tijd zulk fraai verhaal niet meer te hebben gelezen, om 't even in welke taal. 't Is het eerste werk, dat mij van den schrijver in handen komt, maar indien zijne andere even uitstekend zijn, dan beklaag ik slechts mijzelven dienaangaande en breng Georges Rodenbach gaarne mijne geestdriftige hulde. Waarachtig, Bruges la-Morte is heerlijk! Met toespeling op een Fransch dichtje van Albert Rodenbach kan ik mij niet weerhouden uit te roepen: ‘Cousin, c'est beau comme de Goncourt.’ Onze lezers kennen waarschijnlijk den eigenaardigen roman Madame Gervaisais van de gebroeders de Goncourt?... Men herinnere zich die fijne studie van den invloed, door eene stad - hier Rome - op het gemoed, de ziel eener vrouw uitgeoefend. Welnu, in den roman van Georges Rodenbach worden wij aangegrepen door de fantastische macht van Brugge op een mannenhart. Hugues Viane heeft, na tien jaar huwelijksgeluk, zijne vrouw verloren, welke ramp hem ontroostbaar maakt. Voortaan bestaat hij op aarde slechts voor de herinnering aan de onvergetelijke doode; hij koestert zijn wee als zijnen duurbaarsten schat, en opdat zijne ziel heel en al in die melancholische vertroeteling zou kunnen opgaan, is hij zich te Brugge komen vestigen, bij de andere doode. Hier leeft hij in de grootste afzondering, door iedereen met medelijdenden eerbied achternagestaard. Zijn eenig vermaak is een dagelijksch wandeltochtje, u | |
[pagina 160]
| |
het schemeruurken, langs de eenzame reien en sombere verlaten kronkelstraatjes, om zich, als 't ware, te dompelen in de treurigheid, die over de droomende kanalen zweeft, en de doodsche vervallenheid, welke hem tegengrijnst van elken zwarten, afbrokkelenden gevel; terwijl uit den naren, droefbewolkten hemel een heele zwerm van klokken en klokjes als eenen regen van zieletranen op zijn hoofd doen nederdalen. Eens, op eenen avond, ontmoet hij eene jonge vrouw, die sprekend op de overledene gelijkt. Hij zoekt haar op, en, meenende aldus de aflijvige meer nabij te zijn, ja, opnieuw te bezitten, begint hij te leven met haar evenbeeld. Maar 't is eene operadanseres. Hare dartelheid en uitgelatenheid hebben den naïeven weduwenaar spoedig ontgoocheld, en zij, doortrapt als al de vrouwen van haren stand, begreep de onmogelijkheid, hem lang te boeien. Zij wil echter in zijn testament staan en alvast zijn huis eens zien, ten einde zich te vergewissen, of hij wel zoo rijk is als de menschen beweren. In de maand Mei, met de processie van 't heilig Bloed, komt zij hem bezoeken. Zij verkeert in eene spotzieke, moedwillige luim. In het salon getreden, waar Hugues allerlei portretten en gedenkenissen zijner vrouw als eerbiedwaardige relikwieën bewaart, wekt zij 's mans wrevel en gramschap op door de ruwe wijze, waarop zij met al die heilige zaken omspringt, en wanneer zij ten slotte de afgesneden en in een glazen kastje ten toon gestelde haarvlechten der doode opneemt en er al schimpende mee begint te spelen, rijst zijne woede ten top. Hij wil ze haar ontnemen: zij ontwijkt hem en windt de streng rond haren hals. Er ontstaat een kattengevecht. Eensklaps grijpt hij met elke hand een uiteinde der haarstreng vast en - zonder te weten wat hij doet - trekt en sleurt hij, totdat zij verwurgd vóor zijne voeten nederstort! De omslag van 't mooie boek is versierd met eene teekening van Khnopff, en tusschen den tekst prijken 35 allerliefste, bekoorlijke plaatjes, voorstellende kanalen, stralen, gebouwen en schilderachtige hoekjes van Brugge Die alleen zouden u 't boek doen koopen! Frans Van Cuyck. | |
Oudheidkunde
| |
MuziekDe school voor muziekstijl, een van Wagners geliefkoosde denkbeelden wordt op 10 November te Bayreuth geopend. Deze school zal ook dienen tot het oefenen van de tooneelspelers, die in Wagners werken moeten optreden, het onderwijs is kosteloos; onbemiddelde leerlingen zullen zelfs kost en huisvesting bekomen. Een examen van vier weken is noodig om toegelaten te worden. Aanvragen worden ontvangen door het bestuur der Wagneropera.
De muziekcriticus Victor van Wilder, geboren Gentenaar, sedert 1838 te Parijs gevestigd, is aldaar overleden in den ouderdom van 58 jaar. Hij bezorgde vele omwerkingen van Duitsche stukken voor het Fransche tooneel, en vertaalde onder andere al de stukken van Richard Wagner. Hij was ridder van het Eerelegioen, en nog onlangs candidaat geweest voor het bestuur der opera. | |
Onze platenBij deze aflevering behooren buiten tekst het portret van Victor Lagye, kunstschilder, geëtst door Josué Dupon; eene plaat naar eene teekening van Juliaan Dillens, voorstellende eene romeinsche vrouw, en eene phototypie naar de Halle van Ieperen. De twee overig vermelde platen verschijnen in eene volgende aflevering. | |
[p.t.o. 160]
| |
![]() |