Het knechtjeshuis van Antwerpen
Wat al gebouwen en gedenkteekens zag men in de laatste jaren, ten gevolge der uitbreiding, die de stad Antwerpen verkreeg, niet verdwijnen of veranderen, om aan nieuwe behoeften te voldoen of er andere bestemmingen aan te geven. Bij elken hamerslag der afbrekers verging eene herinnering voor velen, en werd eene bladzijde gerukt uit het geschiedboek onzer stad.
Het zoogenaamd Knechtjeshuis of weezengesticht voor

het knechtjeshuis van antwerpen
jongens, op de Paardenmarkt, onderging, gedeeltelijk althans, hetzelfde lot.
Nadat de weeskinderen dit oude huis verlaten hadden om hunnen intrek te nemen in het prachtig gebouw der Albert Grisarstraat, werd er eene meisjesgemeenteschool in gevestigd, en nu is het de zetel der Nijverheidschool geworden. De nieuwe inrichting eischte veranderingen aan het gebouw, en, alhoewel de voorgevel in zijnen vroegeren staat bewaard bleef, heeft hij door het wegnemen der kleine dakvensters veel van zijn oorspronkelijk karakter verloren.
Wij voegen hier eene vlugge schets bij van het huis zooals het zich voordeed vóór zijne laatste herstelling.
De eerste steen van het knechtjeshuis werd, zooals Mertens en Torfs verhalen in hunne Geschiedenis van Antwerpen, den 9n September 1448 gelegd door Johanna van Schoonbeke, weduwe van Jan de Bourgoigne, fourier van Keizer Karel.
Behalve de stichteresse, die, bij testament, in 1560, 4000 gulden aan het huis naliet, ontmoet men, onder de weldoeners van het gesticht, den schilder Simon de Vos, wiens eigenhandig portret, in het Antwerpsch Museum prijkt, en die in 1676 de helft zijner goederen aan het weezenhuis schonk.
Bij het nagaan der geschiedenis van dit huis, komt nogmaals de juistheid uit van het gezegde: ‘er is niets nieuws onder de zon’. Op onze dagen pocht men met beroepscholen en nijverheidscholen, als waren het uitvindingen aan den modernen geest te danken; en nochtans werden, volgens Scribanius, reeds in de eerste helft der xve eeuw, de jongens in het knechtjeshuis ‘onderwezen, elk in het handwerk dat hij verkoos of waartoe hij zich geschikt voelde.’
P.B.