De Vlaamse School. Nieuwe reeks. Jaargang 5(1892)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 138] [p. 138] Lied ohne Worte Aan Mevrouw M.d.B..... Heel diep en stil en zacht, - heel zacht, gelijk een verre bladgefluister, zweeft in den stillen middernacht een wonder lied door 't zwoele duister. Diep uit mijn eigen binnenst welt het machtig op. - een zoete smarte nokt in dat lied; - ontembaar zwelt mij naar de lippen heel mijn harte. En streelend stijgt en bruist het aan en wordt tot hemelmelodijen. - O! Wie de woorden kon verstaan, zou met mij juichen, met mij schreien...; meêjuichen om de wondre hoop, bloeiend in 't lied als rozenkelken; meêschreien, - 't is der wereld loop, - omdat die hoop zoo snel moet welken. Ik, echter, luister toe, en tracht den zin aan woorden vast te binden.... Wel trilt mijn lip; mijn ziele lacht, maar 't echte woord ‘durf’ ik niet vinden; 't éen-echte woord, eenvoudig, puur, streelend gelijk het lentewindje, als schaduw trouw, rein als 't azuur, simpel, gelijk een heel klein kindje; 't éen-echte woord, dat, kunsteloos en nauwlijks hoorbaar uitgesproken, toch al den fleur bevat der roos te zaam met al der roze roken; ‘het woord’ dat in éen klank ver, wat dagen heeft in 't hart gelegen, dat slechts een zusterziel verstaat, maar 't allerbest, ach! blijft - ‘verzwegen.’ Pol de Mont. 20 Juni 1892. [p.t.o. 138] [p.t.o. 138] Vorige Volgende