Pelléas et Mélisande van Maurits Maeterlinck
Weinige Belgische kunstenaars zijn heden beroemder dan de dramatische dichter Maurits Maeterlinck.
Zijne Princesse Maleine, zijne Aveugles behooren tot de wereldlitteratuur.
Maeterlinck is Gentenaar van geboorte; doctor in de Rechten en zelfs wat advokaat - nu en dan pleit hij in 't vlaamsch voor een armen drommel. - Het is een fiks jonkman, met breede schouders, heldere oogen, blonde haren.
Hij rijdt uitstekend velocipède, houdt van schaatsen, van riemen, van gewichten en barre fixe! Is acht a negen en twintig jaar oud.
Na zijne rechtsdiploma in een schuif te hebben weggesloten, heeft hij een tiental maanden te Parijs gewoond.
Daar krioelt weer de Bohème van een nieuwe eeuw: het is het wereldje der decadenten en symbolisten.
Niet meer het Quartier Latin rond de Hoogeschool, in het hartje der wereldstad, is hun centrum. De vloed van het hijgende leven dezer dagen heeft hen verjaagd. Nu wonen zij in het faubourg Montmartre, dicht bij het volk, en in de meest specifiek Parijsche streek der stad.
Daar, in de Brasserie Pousset troonde toen Villiers de l'Isle-Adam, de reine, hoogmoedige stijlist, de adellijk fiere romancier; daar waren Darzens, Saint Pol Roux, Quillard, Mikhaël. Het was het midden waar Maurits Maeterlinck leefde. Soms kwamen Moréas, Catulle Meudès en Maurice Barrès, eens de afgod van de Brasseries: degene van wien men iederen avond diep overtuigd zegde: C'est un fort!
Maeterlinck spreekt met dankbaarheid van Villers de l'Isle-Adam, en diens persoonlijken invloed op hem.
Zijne letterkundige sympathieën zijn voor Mallarmé, Verlaine, Baudelaire, Laforgue, de Régnier, Barrès, Swinburne, Rosetti, Edgar Poe. Maar zijn afgod is de groote Will.: Shakespeare, de geniaalste lettervorst onzer beschaving.
Na dit verblijf te Parijs, is Maeterlinck naar Gent teruggekeerd waar hij nog verblijft: zoo eenvoudig, en zedig, en oprecht, na zijn befaamd worden als hij het vroeger in zijn onbekendheid was.
De Princesse Maleine, door een Figaro-artikel van Octove Mirbeau aan Shakespeare vergeleken, in slechts op een marionetten theater opgevoerd geworden en was overigens met die bestemming in blanke verzen geschreven. L'Intruse en Les Aveugles zijn te Parijs, te Brussel, te Kopenhagen, te Weenen, te Londen, enz. met diepe ontroering ten tooneele gebracht.
Het laatste werk van Maeterlinck is het drama wiens titel boven dit artikel staat.
***
Pelléas et Mélisande.
Op jacht, in de zwarte wouden rond het koninklijk slot van zijnen grootvader, vindt Golaud, bij een bron, een meisje dat weent: Mélisande, een prinsesje, want een kroon is haar van het hoofd gegleden.
Hij geleidt haar uit het woud, huwt haar en voert ze op het slot. Naar zijne moeder en zijn grootvader Arkel, en zijn jongere broeder Pelléas, en zijn voorkind Yniold, want hij is weduwnaar en het haar grijst aan zijne slapen.
Langzaam ontwikkelt zich het drama, - in korte tafereelen.
Pelléas en Mélisande leeren elkaar beminnen, in hun beider jeugd, in zusterlijke reinheid: als Pelléas eene andere liefde voelt, wil hij afscheid nemen van Mélisande.., Golaud snelt toe en doodt hem, wondt Mélisande, die sterft na een kindje gebaard te hebben.
* * *
Het is dat, als de Princesse Maleine was, stof voor een kindersprookje. Er ontbreekt niets aan: noch het mysterieuse prinsesje, noch de oudere echtgenoot, noch het onschuldig sterven, noch het grauwe, trotsche, treurig kasteel, aan de zee en tusschen wouden, noch het onbepaalde en onvaste van het stoffelijk wezen van al de personaadjes
Maar uit dit thema voor een vertelseltje - heeft Maeterlinck, als in de Princesse Maleine, een menschendrama gewrocht, zoo oorspronkelijk, zoo geheel nieuw en vreemd aan het reéds gehoorde, zoo sober en suggestief dat Mélisande zoowel als Maleine voortaan plaats nemen onder die vrouwenfiguren, die uit de kunst of uit de wereld onthouden, in uw hart als een stoet vormen rond het edelst en fijnste dat er geëerd wordt.
* * *
Wat is het geheim van die Kunst?
Eenvoudig is zij, bij uitnemendheid.
In een tijdperk waar sedert lang het ideaal van schoonheid en karakter met den dag ingewikkelder wordt, in een groep als de Jeune Belgique, waar de draad van vele denkbeelden ragfijn is, en de stijl zeer complex, is eenvoud eene verdienste die aantrekt.
Vooral is dit zoo, wanneer de eenvoud het sap is van zeer fijne, zeer subtiele vruchten.
En zoo is de eenvoud van Maeterlinck.
Men voelt er heele zielenlevens door: elke zin telt; sommige woorden verspreiden licht over heele reeksen van gevoelens.
* * *
Nevens de eenvoud heeft Maeterlinck eene buitengewone macht van evocatie in het akelige.
Gespreken of toestanden, die in zich zoo vreemd niet zijn, geven u soms in zijn werk eene rilling over het lijf: het drama dat komt zweeft er reeds over; gij voelt het, als de personaadjes er nog onbewust van zijn. - En alles leeft: de boomen, de muren, de zee. Een paar woorden schetsen niet het landschap maar den indruk welke het op de menschen maakt, en zoo suggestief is het talent van den schrijver dat men, het gansche boek door, dit landschap voor het oog heeft: in Pelléas en Mélisande hoort men de zee, ziet men het donkere, zware woud, het droeve logge slot; - dit alles in een dampring van droomen on mysterie.
En op die sombere achtergrond speelt dan in reinheid en zongekoester de liefdeidylle van Pelléas en Mélisande, beide jonk, beide schoon, zoo puur en zoo edel!