De Vlaamse School. Nieuwe reeks. Jaargang 5
(1892)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De–Eenige woorden naar aanleiding van het jubelfeest der Antwerpsche muziekschoolBij het aanvangen der feestelijkheden die te Antwerpen gaan plaats grijpen, ter viering van het 25jarig bestaan der Muziekschool en der aanstelling van haren bestuurder Peter Benoit, schaart zich de Vlaamsche School bij de onafzienbare rij van vereerders en bewonderaars, die den Meester van harte geluk wenschen en hem uit volle borst toeroepen, dat zij hem als den fieren standaarddrager onzer Vlaamsche Kunstbeweging eert en lief heeft. Wij willen hem zeggen en herhalen door ons woord, bewijzen door ons werk, hoe waardeerend wij beseffen wat hij gedurende een kwaart eeuws ter opbeuring onzer Vlaamsche Kunst gedaan heeft; wat zijn taaie wil, zijn doordrijvende volharding vermochten tot stand te brengen; hoe wij in hem de dubbele persoonlijkheid van den genialen eposzanger en den forsch gespierden strijdrens weten te huldigen. Wat Peter Benoit is als kunstenaar, wat hij als kampioen voor het Vlaamsch beginsel én door zijn muzikaal werk, én door zijne vlugschriften baanbrekend veroverde, is niet met een enkel woord te schetsen. Ook is dit thans ons doel niet. Hoe verdienstelijk Hij zich gemaakt heeft als leider der Antwerpsche Muziekschool hebben de oud-leerlingen door het inrichten van het Pinksteren-Festival eerst en vooral dankbaar willen doen uitschijnen. Daartoe hebben zij in de mate der mogelijkheid den wensch trachten te verwezenlijken door Benoit in volle strijdperiode (1884) geuit: ‘Met een gevoel van innige voldoening zien wij den 25n verjaardag onzer stichting te gemoet. De verzekering van, tegen het jaar 1892, reeds een geruimen tijd te zullen hebben gewerkt in het nieuwe gebouw, met toepassing van heel ons stelsel, doet in ons het blijde vooruitzicht ontstaan, die plechtigheid waardig te zullen kunnen vieren. Eene reeks muzikale en dramatische feestelijkheden, gegeven door al wat onze school bezit en voortgebracht heeft als componisten, zangers, tooneelzangers, instrumentisten, tooneelspelers, enz., zal best bewijzen, dat al de opofferingen ten voordeele onzer inrichting gedaan (en nog in ruimere mate te doen voor de voltrekking van ons werk) niet zonder vrucht zijn geschied.’Ga naar voetnoot(1) Zeer onvolledig nochtans kon de samenstelling van het feest-programma een beeld ophangen van wat door den onvermoeibaren bestuurder in diens werkzame loopbaan tot nu toe verricht werd. Want hoe beteekenisvol het dan ook zij te kunnen wijzen op eene schaar componisten, die hunne eerste opleiding in onze School ontvingen, en die zich geheel en al doordrongen hebben van de grondbeginsels huns aanvoerders, - de groote verdienste van den paedagoog zal te zoeken zijn in hetgeen hij voor den algemeenen vooruitgang van ons muzikaal leven bewerkt heeft, door het in toepassing brengen zijner nieuwe leer in al de takken van het muzikaal onderwijs. Componisten toch, zijn individuën, die hunne artistieke kracht in hun zelven moeten putten, indien zij wezenlijk iets zijn. Peter Benoit zegt het overigens ook: ‘De school ontwikkelt en leidt het talent. Genieën worden geschapen, en na hunne opleiding te hebben genoten in de school, zwaaien zij zich door eigen kracht in de hoogte.’ Hartsterkend evenwel, en hoopvol voor de toekomst mag het heeten, op dit kort tijdverloop, zulk merkwaardig getal toondichters uit den schoot onzer school te zien ontspruiten. Vooraleer wij meer bepaald over de uitvoeringen van Sinxen gewagen, willen wij enkele woorden zeggen over de theorieën, waarop Benoit's stelsel eener Vlaamsche Muziekschool berust. Daaruit zullen wij duidelijk de beteekenis van Peter Benoit, als paedagoog, kunnen afleiden. Hoofddoel was en is steeds bij hem: zuiver onderwijs gelijken tred te doen houden met artistieke opvoeding. Opvoeden, opleiden tot iets hoogers dan de droge, afmattende en geestdoodende ‘vaardigheidsstudiën’, ziedaar zijn grondplan. En dit tracht hij te bereiken door zielkundige middelen, die rationeel zijn, en in geenen deele schade noch afbreuk doen aan het practisch-technisch vooruitkomen der leerlingen; maar wel integendeel, een degelijken vooruitgang bevorderen. Het stelsel van Benoit is concentrisch. Het heeft voor | |
[pagina 100]
| |
middenpunt de studie van het Vlaamsche kunstkarakter; naarmate de leerling zich zuiver onderwijskundig volmaakt, maakt hij ook verder kennis met de andere vakken der Germaansche kunst. Daarna eerst komt de Slavische, en in allerlaatste hand de Latijnsche kunst in aanmerking. Dit stelsel nu wordt geleidelijk toegepast. Elk leerling bezit een leider, waarin punt voor punt aangewezen wordt, welken gang hij te volgen heeft. Zooals men ziet is dit ontwerp eenvoudig en klaar. De leerwijze en de stof van het onderwijs in verband brengen met de doelmatige kunstontwikkeling der leerlingen, dat is: van ons uitgangspunt vertrekkende, langzamerhand door de wegen der verwantschapte volken, en van lieverlede, door die der mindere en meerdere ongelijkslachtige tot het algemeene overgaan. Ofschoon het princiep eenvoudig en rationeel is, kan men licht gissen wat overgrooten arbeid het gekost heeft om het in praktijk te brengen. Zonder nog van de stelselmatige tegenkantingen te gewagen, die het de eer had van wege kortzichtige leeraars en verzichtige dagbladschrijvers te ontmoeten. Het hoofdargument der bestrijders van Benoit bestond hierin, dat men hem verweet, de leerlingen aan punten van ondergeschikt belang en betwijfelbaar nut, een kostbaren tijd te doen verliezen, in plaats van hen tot bekwame instrumentisten op te leiden. Of nu deze leerlingen zonder de artistieke opleiding (die heel intiem met het technisch-onderwijs ineengestrengeld zit), bekwamere instrumentisten zouden geworden zijn, durf ik ten zeerste betwijfelen. Wat ik zeker weet is dat er thans, met het nieuwe stelsel, hier en daar een muzikant gevonden wordt, die iets meer kan dan eenige tonen uit zijn speeltuig trekken. Gedurende de zeven jaren, dat ik het genoegen had de verschillige graden der school, van de eenvoudige notenleer - tot de hoogere compositie-klas, te doorloopen, heb ik nooit of nooit iets kunnen vinden dat de overdrevene beschuldiging kon rechtvaardigen. Het laffe spotten met de invoering der studie van het Volkslied in ons onderwijs, getuigt van verregaande bekrompenheid van geest bij de aanvallende partij. Eigenpaedagogie moet immers hare stof aan de volksnatuur, aan het volksgevoel, aan den aard en geest van een volk ontleenen, en dus op dit volk toepasselijk zijn. Dr August Reissmann doet in zijn ‘Lexikon der Tonkunst’ het groot gewicht van het Volkslied voor de muzikale vorming eener natie zoo goed uitkomen: ‘Eerst als de volksliederen zich tot eene zekere hoogte ontwikkeld hebben, maken zich enkele bizonder begaafde individuën van de massa los, om de gemeenschappelijke ontwikkeling op eigene wijze voort te zetten en als een afzonderlijken stand de uitsluitende beoefening der muziek tot levensberoep te maken.’ Dien tekst mag Peter Benoit tot motto van zijn Wenk als opvoedkundige, als bestuurder der Vlaamsche Muziekschool mag gebruiken. Die tekst mag in gulden letters boven den ingang van het toekomstig Vlaamsch Conservatorium geplaatst worden! Het is zeker dat gansch het opgevatte plan van nationale muziekopleiding, trapsgewijze ingevoerd, slechts gedeeltelijk is kunnen verwezenlijkt worden. Weldra, wanneer de algemeene wensch van de verheffing der Muziekschool tot Vlaamsch Conservatorium, verhoord zal zijn, zal ook de algeheele toepassing ervan kunnen tot stand worden gebracht, daar er alsdan over meer hulpmiddelen beschikt kan worden. Toch is het nu reeds zichtbaar dat het stelsel van den Vlaamschen Meester de beste uitslagen mocht opleveren. Niet alleen bij de oud-leerlingen en de kweekelingen der school konden wij de onmiskenbare sporen van die nationale opvoeding ontdekken: eene verhooging van artistiek zelf-bewustzijn, een trachten naar oorspronkelijkheid; - ook in de meer uitgebreide omgeving van de discipelen der school gedijde het voortgeplante zaad. In onze lagere volksscholen reeds zijn de nieuwe ideën doorgedrongen: het oude Vlaamsche volkslied is er de basis van de muzikale opleiding geworden. En langzamerhand zien wij het oogenblik aanbreken, dat Benoit's nationaal stelsel in gansch het Vlaamsche land ingevoerd, eene vurig gewenschte eenheid zal daarstellen. * * * Het Pinksteren-Festival heeft ons meer in 't bijzonder kennis doen maken met de uitslagen, die de klas van compositie, gedurende de 25 laatste jaren opleverde. Dit onderwijs werd eerst gegeven door den heer Hennen, later door G. Huberti, Hendrik Waelput en thans door de heeren J. Tilborghs, Jan Blockx en den bestuurder, welke de laatste wenken geeft aan de leerlingen door de twee eerstgenoemden gevormd. Zooals dit onderwijs thans ingericht is, met zulke uitstekende leeraars - waaronder ik vooral Jan Blockx eene eereplaats moet toekennen - mag de Antwerpsche school er zich op roemen aan de spits te staan van soortgelijk onderwijs in gansch België. Men heeft het ten andere duidelijk kunnen vaststellen op het Festival, waar men de werken van de allerjongste producten onzer school zoo gunstig heeft kunnen onderscheiden; ik bedoel het Symphonisch Gedicht van Gerrit Wagner en de Finaal uit de bekroonde symphonie Germania, van Lodewijk Mortelmans; - de meest beteekenende, en technisch de best vervaardigde werken, die men uitgevoerd heeft (ik plaats Jan Blockx en Emiel Wambach hors concours). Werken van zeer ongelijke waarde vulden het programma van de twee laatste feestdagen. Dit kwam noodzakelijk voort uit het al te groot aantal oud-leerlingen, die men de eer heeft willen gunnen, als étiquette onzer school te dienen. Zeer misplaatst o.a. vind ik nevens namen van doodbrave jongens, die nog aan hun opus I zijn, wat overigens duidelijk te hooren was, een naam van iemand die immer met | |
[pagina 101]
| |
woord en pen, Benoit's stelsel heeft aangevallen, en thans met een in 't Fransch gesteld Dramatisch tafereel (voor de gelegenheid in een Vlaamsch pakje gestoken) zijne ferme, karaktervolle overtuiging, door het dankbare Vlaamsche Volk komt doen toejuichen! Wij hebben er niets tegen dat men zooveel gelukkigen mogelijk in deze ongelukkige wereld tracht te maken, - maar voor het geluk en de eer van onze School (wat voor ons hoofdzaak blijft en wat voor de inrichtingscommissie ook hoofdzaak had moeten blijven) hadden wij innig gewenscht in plaats van het vele middelmatige, nu opgedischt, enkele uitgebreidere nummers te hooren van mannen van beteekenis als Jan Blockx, Mortelmans, Wagner, Van der Stucken, Wambach, le dessus du panier, in een woord. Volledigheidshalve moest men het niet doen. Immers de heeren Paepen, Timmermans, Berghs, Stordiau, Janssens hebben niet meer titels dan eene geheele reeks andere oudleerlingen, alsdaar zijn de heeren Van den Eynde, Ernst Britt, Const. Lenaerts, Edm. Lemoine, Emiel Ergo, Alex. Pruym, Julius Schrey, en zoovele andere, die ook meer dan één lied of zoowat op hun geweten hebben? Ik begrijp dat het opstellen van het programma zeer moeilijk was. Maar als men het inrichten eener manifestatie van zulke gewichtige beteekenis aanvaard heeft, moet men er ook al de verantwoordelijkheid van op zich durven nemen, en niet terugdeinzen voor de gekrenkte eerzucht van enkele onmachtigen. *** De uitvoering van een werk, het historisch fantastiek oratorio ‘De Schelde’, van den gevierden toondichter, opende feestelijk het festival. Eene gelukkige gedachte. Dit werk toch voert ons in herinnering terug naar den toestand van vóór 1867 en de geweldige ommekeer die de 1ste uitvoering (1869) van dit sterk afgeteekend Vlaamsch kunstwerk in Antwerpen te weeg bracht, ten gunste der herinrichting van onze Muziekschool. Maar buiten deze gelukkige keus, is voor mij het opvoeren van een gewrocht van den Meester op een festival, door oud-leerlingen ingericht, van eene grootere en gelukkigere beteekenis: het schijnt mij eene dankbare hulde te zijn, van wege de jongeren gericht aan den grooten voorlooper en baanbreker, meer nog dan aan den leeraar of bestuurder. Want men stichte toch geene legende! Peter Benoit is nooit regelmatig als professor in den gewonen zin van het woord werkdadig geweest. Men kan toch niet verwachten van een kunstenaar van zijn gehalte, dat hij de beginnelingen de geheimen van den drie- of vierklank en de instrumentatie ontsluiere; - dat heeft hij nooit gedaan; wel algemeene aesthetische wenken geven, wel zeer mild zijn met zijne gewaardeerde raadgevingen, wanneer deze gevraagd werden; eigenlijke leerlingen heeft hij nooit gevormd. Maar met de uitvoering der ‘Schelde’ hebben de oudleerlingen der school zeker willen betoogen, dat Peter Benoit geleeraard heeft met zijn Werk, door de macht van zijn Voorbeeld. Want dat zal nooit iemand durven ontkennen, dat Peter Benoit's werken, met hunne reusachtige uitvoeringen, die de verbeelding zoo geweldig troffen, de jonge hoofden en harten warm heeft gemaakt; dat de machtige zonnewarmte die uit zijne geniale kunstgewrochten straalt, sluimerende het goede zaad heeft wakker gekust en doen ontkiemen. Wat wij in onze letterkundige kunstgeschiedenis hebben opgemerkt met de groote figuur van H. Consience, zien wij nu op muzikaal gebied door Peter Benoit herhaald. De lezing van De Leeuw van Vlaanderen heeft eene gansche pleïade beoefenaars der Vlaamsche letteren doen geboren worden; - de uitvoering van Benoit's oratorio's hebben langs hunnen kant evenzeer bijgedragen om een gansch wereldje toonkunstenaars in 't leven te roepen. Maar in dit geboren worden, kan tevens de kiem liggen van den ondergang, indien niet helder uit de oogen gekeken wordt: het gevaar van tot in het merg der beenderen doordrongen te worden door den invloed van den grooten toondichter; het gevaar van er zijne eigenaarheid en individualiteit bij in te schieten! Men kleve de groote voorschriften aan, die de kern uitmaken van ons nationaal Vlaamsch muzikaal bestaan, maar men blijve op zijne hoede: men weze immer zich zelven! Dan alleen is er nog middel om nevens die hel-vlammende sterre, nog als ster van gewichtige grootte in onzen kunsthemel te schitteren! Men volge Benoit, men zette zijn Werk voort, met anders te zijn! Joris De Bom. |
|