De Vlaamse School. Nieuwe reeks. Jaargang 5(1892)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 70] [p. 70] Metempsychose Een zwervende boetelinge langs ruwe en dorre paân, door 't loodzwaar pak gebogen van vroegere euveldaân, zoo zwoegt de ziele door 't leven, dat eindeloos zich strekt, steeds uit haar smeulende asch weer, als Fenix opgewekt. Want, legt ze een sterflijk hulsel - versleten reispak - neêr, dan vindt ze, in een ander lichaam, een lijdensvorm te meer. Meer zonden laat haar elk leven na zich, op den boord van 't graf, die eischen van 's hemels vierschaar een steeds verzwaarde straf. Ook groeit, met ieder leven, 't besef van goed en kwaad, doch hooger klimt het oorbeeld, en lager zinkt de daad! * * * O! zaagt ge om 's knaapjes lippen den lach der onttoovering niet, - om heel zijn wezen dien zweem daar van heimelijk verdriet? En zaagt ge geen vurige harten, zichzelven nooit gelijk, die, steeds naar 't goede strevend, steeds strompelen in het slijk? Wat hebt gij, o ziel! dan geleden in vroegeren levensstrijd, - wat naamlooze misdaân bedreven waarom gij heden lijdt? * * * Hoort! huilend als de baren der rustelooze zeên holt door den nacht der tijden 't onsterflijk menschdom heên... Wee! zwervende boetelinge langs de eindelooze baan, door 't loodzwaar pak gedrukt van der eeuwen euveldaân! Prosper Van Langendonck. 1885. Vorige Volgende