De Vlaamse School. Nieuwe reeks. Jaargang 5(1892)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Oude jaar De maanden zijn van mij heengegaan, Ik zie ze van verre als vreemden staan. Nu dansen zij rythmisch een ronde-dans Op bemoste heuv'len in blauwgroenigen glans. O maanden! met wie ik eens heb geleefd, Mijn lieve zusters van leed en vreugd - Hoe zijt gij mij nu zóo vreemd, zoo vèr! Niet éens herken ik uw aangezicht, En niet uw kleedkleur, dat is omhuld Met gazen sluier van valen rouw. Ik zie u omneveld in ijlen schijn En hoor het verklinken van uw toonloozen zang... Hoe droomerig-droevig komt die gegaan...! Eén zingt er met hoog en geelblij geluid, Dat is er de maand van mijn Liefdesheil, Mijn mooie Blonde, mijn Vreugdewel, Die mijn ziel in uw blanken armen nam, En haar wiegde en kuste, zoo innig lang! O laat me weer hooren uw goud liefdegezang! - Maar het zacht geschrei van uw zusters versmelt Uw eenzaam juub'len in gezoem van rouw. - O maanden, maanden, die zweeft nu rond, Ei, laat me nog eens in uw oogen zien! Ik heb er uit gedronken zoo'n trillend geluk, Ik heb er uit gedronken wèl wrange smart... Maanden, o maanden, die zweeft nu heen, Verdwijnt in neev'len van grijs geween, O laat me nog eenmaal u kussen weer, Mijn handen omvangen uw hoofdjes teer, Zacht zegenen u voor wat gij mij bracht Op blijde dagen, in grauwzwarten nacht! Ook het leed is weelde van u geweest, Uw pijn een heulsap, dat wreed geneest. Maanden, o maanden, die ijlt nu heen, Ik oog u na in stilblij geween En vragend staar ik de wijdte in, Naar uw zusters die rijzen in nevelgespin: Ik zie ze òpdoemen in ijl verschiet... Mijn mooi lieve blonde... Háar zie ik niet! Vorige Volgende