De Vlaamse School. Nieuwe reeks. Jaargang 5(1892)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 66] [p. 66] Een jonkvrouw Zeegroene zijde omsluit haar leden sluik; Ros op haar schouders valt de lokkenvacht. Diep in 't vertrek, in gouden sterrenpracht, Rankt slank omhoog een chrysanthemenstruik. De Octoberhemel, nu 't al avond is, Strooit rozevonken op den stillen vloed En smeltend goud en groenen zilvergloed, Als op de schubben van een reuzevisch. Trotsch treedt de jonkvrouw op het breed bordes. Haar sneeuwwitte' arm slaat ze om een steenen leeuw, Het grijze slot bewakend eeuw aan eeuw. Gebiedend staat zij, als een landvoogdes. En uit haar lokken neemt ze een blanke roos En van haar vinger neemt ze een vreemden ring En werpt ze in 't water met de erinnering... En roos en ring verdwijnen voor altoos. Hélène Swarth. Vorige Volgende