vloersche ruimten worden de oude beeldhouwwerken van grooten omvang; in de halfverdieping onder dak, teekeningen en waterverfschilderingen bewaard.
Al deze schatten behooren het keizerlijk huis toe en zijn in den loop der eeuwen bijeengebracht door vorsten der Habsburger familie, die van geslacht tot geslacht geheerscht heeft, niet enkel in Duitschland maar ook in Italië en in de Nederlanden, en waarvan vele leden zich onderscheidden door kunstzin en kunstsmaak. Dat zij hier in hun geheel en in de gunstigste voorwaarden voor het publiek toegankelijk zijn gemaakt, is voor hen als een soort van hergeboorte en in de kunstgeschiedenis een heugelijk feit.
Ik zal niet beweren, dat de zalen van Egyptische, Grieksche en Romeinsche oudheden zich door buitengewonen rijkdom onderscheiden, alhoewel in de eerste de drie rood marmeren bundelzuilen en het marmeren beeld van den spreker, in de tweede het bronzen beeld van den Overwinnaar en in de derde de Fuggersche Sarkofaag, waarop de kamp tusschen Amazonen en Grieken gebeiteld is, stukken van den eersten rang zijn.
Zoohaast men deze zalen uit is, treedt men in het rijk der verrassingen en verbazingen: de Onyx met Ptolemeus en Arsinoë, een der volmaakste werken van de Grieksche snijkunst, de Gemma Augustaea, de grootste op één na der gesneden steenen en de schoonste der Romeinsche werken van dien aard, de gouden geëmailleerde drinkkan met robijnen, diamanten en 127 cameën bezet, de zilveren vergulde schotel met 250 gesneden steenen, de kleine vaas met 94 onyx-cameën, de goudvondst van Gross St. Miklos, bestaande uit 48 gouden vaten, die niet zonder waarschijnlijkheid gehouden worden voor den schat van Attila en veel andere stukken, vinden kwalijk huns gelijken.
De werken van hout- en ivoorsnijders, van goud- en zilverdrijvers, glasgraveerders en andere kunstnijveraars staan niet minder hoog. Het beroemde zoutvat van Benvenuto Cellini, eigenlijk een tafelpronkstuk in goud gegoten, met een Neptunus en Amphitrite-groep en velerlei kleine figuurtjes versierd, vormt daar een glanspunt. De altaargewaden uit den Burgondischen tijd, in Vlaanderen naar de teekening van een meester uit van Eyck's school in goud geborduurd; het houten verkeerbord met gebeeldhouwden bak en steenen, een meesterstuk van fijnsnijderij, door Hans Kels van Kauf in 1537 uitgevoerd; de kasten vol gesneden ivoor van de heerlijkste uitvoering; de bronzen busten van Jacob Dubreucq, Leone Leoni en Adriaan de Vries treffen door hunne volmaaktheid in die duizenden van wonderwerken.
De wapenverzameling, een der rijkste van Europa, vult twaalf zalen. De uitrustingen der zestiende eeuw zijn vooral merkwaardig door hunnen kunstigen arbeid. Die van Keizer Karel, van Ferdinand van Tirol, van Alexander Farnese, van Keizer Mathias, overdekt met drijfwerk, zijn meesterstukken van smaak en kunst.
Al deze voorwerpen zijn ten toon gesteld in zalen, waarvan de gewelven met arabesken beschilderd zijn, in toonkasten, waarvan de groote zware ruiten in koperen latten zijn gevat, of in zulke andere voorwaarden als best passen om ze den toeschouwer gemakkelijk en goed te laten zien.
Op de tweede verdieping vindt men de schilderijen in veertien zalen met bovenlicht en twintig kabinetten met zijlicht. De muren zijn groen geverwd; langs den vloer loopt een zwart marmeren of houten plint, waarop de schilderijen rusten; de zoldering is overal met beeldhouwwerk of schildering versierd; het licht is over het algemeen uitmuntend, zoodat men de werken, die men in het Belvedere heeft gezien, hier onherkenbaar door verhoogden glans weervindt. In de kabinetten hangen de schilderijen langs boogvormige wanden, die de hoeken breken en den dag gelijkmatig verdeelen, een eenvoudige, maar zeer doeltreffende schikking.
Men heeft over het algemeen de tijdsorde gevolgd in de plaatsing der schilderijen, een uitmuntend stelsel op zich zelve, maar dat men niet tot het uiterste mag doordrijven, wil men niet in moeilijkheden vervallen, zooals er zich hier voordoen. Het treft door deze schikking inderdaad al zeer ongelukkig, dat de werken van Rembrandt in een hoekkamer hangen, geheel verloren en zeer onvoldoende verlicht, het slechtste lokaal van heel het Museum. Hunne plaats was klaarblijkelijk in een der hoofdzalen, waar nu hier en daar groote lappen van ondergeschikt belang gevonden worden.
De helft der zalen wordt ingenomen door de Nederlandsche scholen, de andere helft door oud-Duitsche, Italiaansche en moderne meesters. De kern der verzameling is bijeengebracht door aartshertog Leopold-Willem, gouverneur der Nederlanden van 1648 tot 1656, die zich daar een kabinet vormde, welk hij bij zijn terugkeer naar Weenen medenam; eenige der merkwaardigste schilderijen zijn door Maria-Theresia uit de kerken van Vlaamsch-België gekocht. Zoo is het groot aandeel der Nederlandsche of beter der Vlaamsche school te verklaren. De eigenlijke Hollandsche school is minder rijk, alleen Rembrandt is goed vertegenwoordigd door zeven portretten. Van de oud-Duitsche is Albrecht Durer het best bedeeld, onder anderen door zijn Aanbidding der H. Drievuldigheid. Van de Italiaansche zijn vooral de Venetianen merkwaardig; Tintoretto heeft 24 portretten en 8 andere stukken; Tiziano 35 stukken, waaronder 18 portretten; van Paul Veronese vindt men er 30 stukken.
Onder de werken, die hier voor het eerst worden tentoongesteld en vroeger voor het oog van het publiek geheel verborgen bleven, tellen voornamelijk de kartons door Jan Vermeyen, den hofschilder van keizer Karel, vervaardigd voor een stel tapijten, verbeeldende den veldtocht naar Tunis, door den keizer ondernomen. Tien van de twaalf stukken zijn hier geplaatst en vullen twee groote zalen van de Nederlandsche School; de twee overige stukken zijn