warmte, en rondom, in het vertrek dat men raadde zonder het te zien, eene intimiteit van schaduwen, van vrede, van nacht, van nakende rust, en niets dat naar olie en verf rook.
Een weinig later heeft een geel en blauw portret van hem, de haren doen te berge rijzen op alle akademieschedels. Ook zijne Sirène heeft storm geklept, in hare purperen pracht!
In de XIII: een Familie-portret, dat heerlijk is.
Op het voorplan: twee knapen, in blauw jersey; een klein meisje, met een rood jurkje; een weinig naar achter, de moeder met baby; achter hen, heel de ruimte der kamer. Op den achtergrond staat de vader met de grootmoeder en, door de openstaande deur, valt de blik op het frissche blauwe landschap.
In het geheele tafereel is niets ledig; geen centimeter vierkant is het doek te groot; niets is onnut; alleen het wezenlijke is weergegeven; vloer, meubeleering, voeten der personen, al het onbeduidende en overal gelijke is uitgesloten. Toch is men met een blik in het huis, en tusschen die menschen. De kunst van samenstelling, zoo hoog geloofd in de oude scholen, is hier met een stouten greep, op de meest nieuwe en meest harmonieuze wijze weer toegepast. Dit kleine doek is een wonder van concentreering.
Maar het ongemeenste is wel de eenvoud en de keurigheid der toegepaste middelen. In de faktuur van het menschelijk lichaam, van vleezen en wezenstrekken binnen huis hebben de nieuwe richtingen, met uitname der geheel radikale, zich veel minder nieuw getoond dan in het landschap; eenige bruine schaduwen zijn grijs of blauw geworden, men heeft eenige lichteffekten bestudeerd, meest tegen dag, en fel gebruik gemaakt van ruwe borsteling en dikke verwenlagen. Dat er met die methode van empâtement onloochenbare nieuwe en treffende uitslagen bereikt werden is zeker: ook scheen zij tot hiertoe onscheidbaar van het weergeven van het volle licht. Zij is daarbij het recht van elken kunstenaar: alle middelen zijn gelijk; maar, anderzijds, schijnt het wel dat in die logge stofmassas de hand soms iets van hare lichtheid iets van haar zekerheid verliest, als eene vrouw die snel en slank zou willen voortschreiden met looden zoolen.
Na veel zoeken, na zeer wondere, zelfs pijnlijk vreemde tafereelen, schildert heden Besnard, zeer helder, zeer frisch, zeer levend met eene kalme hand, wie de waarde van geen toets onbeduidend schijnt; de kleur ligt effen, zuiver, vol, zonder een hoogel, zonder scheiding der tinten, en die schijnbaar oude methode is zoo nieuw en zoo treffend, dat ik mij afvraag of ze niet de meest besliste vooruitgang daarstelt sedert vijftien jaar, op het gebied der figuurschildering gedaan.
* * *
Nevens Besnard is Roll, een salonrealist. Ongemeene kwaliteiten, zeker; maar bijna zooveel chic en truc als kwaliteiten. Een ventje, in zwart fluweel, op een poney, met een vroolijk gezicht, de arm in de hoogte, in vollen draf: hei, hopla! Op het eerste gezicht is het doek vol leven; de kleine ruiter en zijn paardje springen uit den lijst! De modelés zijn prachtig; de kleur plezierig. Maar, keer nu weer tot het doek, en nog eens, en ontleed: het paard staat stil als een houten; er is geen lijf onder het fluweelen kostuum van den knaap; er rest niets dan het gezicht: ziet goed toe, het is een plaasteren. Hoe hebt ge u zoo door dien indruk laten misleiden? Ziet goed toe! Om zijn ruitertje te doen effekt maken, heeft de Parijzenaar zijn doek getrukeerd; de fond moest een landschap zijn, met op den voorgrond deelen van bijna gelijke waarde als het figuur; in plaats daarvan is er een grijsgroene saus overgewreven, die de rol speelt en de kunstwaarde heeft van de beschilderde grijze doeken die de photografen voorheen achter hunne models schoven.
En, gemeen genoeg, op het andere tafereel, eene studie van poudre-de-riz, naakt, vindt ge juist den zelfden achtergrond.
Wat is die Roll uit de XIII ver van De Vrouw met den Stier en De Werkstaking, die zijn naam zoo 'n goeden klank hadden gegeven. Al de akademie- en atelierlessen komen boven... als tot eene willekeurige herkauwing.
* * *
James Guthrie, van Glasgow, is geen realist. De school van over de Noordzee bezigt daarbij andere etiketten als wij, lieden van het vaste land.
Zij verdient nadere kennismaking dan wij haar gewoonlijk gunnen; alleen misschien in Europa heeft zij een, van den Franschen invloed, zeer onafhankelijk karakter behouden? Zegde zelfs Pissaro niet dat Turner de baanbreker is van het impressionisme?
Treffendst is bij de Britten van onze dagen, vergeleken met hunne voorgangers, de zorg, de vlijt, de handigheid, de kennis aan het stoffelijk werk besteed; al hunne doeken zijn uitstekend gedaan. Het zou zeer belangwekkend zijn eene vergelijkende studie te schrijven over dit onderwerp en namelijk na te gaan welken invloed op dit ontwikkelen der techniek, het naturaliseeren in Engeland van buitenlandsche kunstenaars heeft uitgeoefend, als ook het aanwezig zijn in museum en paleizen der heerlijkste gewrochten der vreemde meesters.
Guthrie stelt twee portretten ten toon: Een oude heer, met soliede hand uitgevoerd, heel sober, heel gezond, heel sterk.
Een jong meisje, zestien jaar, wat bleekjes, gewoonlijk, maar nu heeft zij geloopen en is in een donker hoekje neer gaan liggen in een zetel, met twee blosjes op de wangen. Het portret is behandeld als eene impressie, een weinig vreemd van omgeving, half aangeduid hier en daar, maar toch zeer een, zeer volledig.