De Vlaamse School. Nieuwe reeks. Jaargang 5
(1892)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De–KroniekBeeldende kunstenDe moedige campagne van l'Art moderne, strekkende om gouvernement en publiek te nopen een ernstig oog te houden op de belangen der kunst in het Staatsmuseum te Brussel, begint vruchten te dragen. De heer Slingeneyer, volksvertegenwoordiger, heeft, in zitting van 23 December ll., de regeering ondervraagd en voorgesteld een bevoegde commissie te benoemen, met last een onderzoek over de aangeklaagde feiten in te stellen. De minister de Burlet heeft beloofd zijn plicht te vervullen. Intusschen wenschen wij onzen Brusselschen confrater oprecht geluk met den uitslag van zijn krachtdadig optreden. | |
[pagina 34]
| |
Het IXe salon der XX. te Brussel, werd den 7n Februari geopend. Zij bevat eene verzameling van 29 gewrochten van Seurat, verleden jaar gestorven, (Bespreking in het eerstkomend nummer).
In de Galerie St-Cyr, een fraai en welgeschikt lokaal voor tentoonstellingen en voordrachten, onlangs te Brussel geopend, zijn nu ‘schetsen van meesters’ te zien. Men vindt daar van alles, dingetjes van Cormon, Marcette, Vanaise, Verheyden, Verdijen, Hennebicq, Charlet, van Camp, en meer nog. Maar de schetsen van.... meesters schijnen tamelijk dun gezaaid. Het geboetseerd model voor den ‘Ompdrailles’, van van der Stappen, belooft ons een krachtig en schoon gewrocht. Verder eenige doekjes, onderteekend Agneesens, Jozef Stevens, Constantin Meunier, zijn belangwekkend. gelijk het nota-boekje waarin een auteur zijn indrukken neerschrijn, kiem voor latere werken.
Een redacteur der Kunstchronik verkondigt in nr 11 de volgende ketterij: ‘de gezichtskring van den Duitschen artiest mag niet door uitheemsche producten aan uitbreiding winnen, anders verliest zijn wezen aan individualiteit’! Een individualiteit die tegen indrukken van buiten niet bestand is, moet toch niet veel te beduiden hebben. En verder raadt de man aan zoo spoedig mogelijk uit de Duitsche museums te weren de werken van al de vreemde artiesten, onder 't zingen van: ‘Weg, das ist ein fremder Tropfen in meinem Blute!’ O die luî, die, ook in kunst, hun chauvinisme - niet alleen een Fransche kwaal, naar men ziet - niet kunnen muilbanden!
De politie van Cherbourg heeft een soort van fabriek van valsche schilderijen van J.F. Millet ontdekt. Een lijstenmaker en vrij gunstig gekend schilderijschatter was de verkooper en ook de maker van de valsche Millets. Een grondeigenaar uit de omstreken van Cherbourg, die de eerste gewrochten van den nieuwen Millet gekocht had, liet zijne aankoopen door deskundigen onderzoeken, en toen hij vernam dat hij was beetgenomen, leverde hij eene klacht in bij den rechter. Daarop volgde eene huiszoeking bij den pseudo-Millet, die in het bezit gevonden werd van niet minder dan een vijftigtal (!) zoogezegde werken van den gevierden schilder van den Angelus.
Het Zeitschrift für bildende Kunst (Jan. 92) bevat o.a. een reproductie van Henrik Ibsen's heerlijk borstbeeld door Edmund Hellmer, en een bondige maar uitstekende karakterschets van den genialen dichter door Moritz Necker.
In hare twee laatste afleveringen deelt het tijdschrift Die Graphischen Künste van Weenen het slot mede der beschrijving van de Galerij van Schwerin door W. Bode en een artikel van R. Graul over den beroemden Etser Willem Unger. Beide artikels zijn met tal van platen versierd. | |
Fraaie letterenIs dan het mangel aan degelijke schrijvers uit de oude-garde zoo volslagen, in Holland? Sedert twee of drie jaren wordt het zuiver-literair gedeelte van de Gids alleen door jongeren geleverd. In de Januari-aflevering is nu, nevens een doorbraaf artikel ‘over Spelling’, het nieuwe werk vau Louis Couperus verschenen: ‘Extaze’, een boek van geluk. Zal beoordeeld worden in ons e.k. nummer.
De Gids van December bevat een knappe studie van de hand des heeren H.L. Berckenhoff, auteur van het werk over Bosboom, kunstcriticus van gevestigden naam in Noord-Nederland. 't Is een studie over den te jong gestorven artiest Gerard Bilders, die naast grooten aanleg voor schilderkunst, ook uitstekende begaafdheid voor litteraire kunst aan den dag legde. Hij stierf den 8n Maart 1863, pas 26 jaren oud.
De heer Pol de Mont hield den 14n Januari een voordracht over Shakespeare, meer bepaaldelijk over en naar aanleiding van den Zomernachtsdroom. Op merkwaardige wijze opende hij eene reeks literaire voordrachten, die, indien zij door de andere sprekers even artistiek opgevat worden, ernstige waardeering verdienen. Wij verzuimden aan te stippen, dat dezelfde redenaar, tijdens de XXVe tentoonstelling van Als ik kan, een praatje hield over de Jongste literaire Beweging in Noord en Zuid.
Sedert twee maanden geven de socialistische studenten van Brussel literaire en muzikale feesten voor het volk, met de medehulp van Edmond Picard, Eekhoud, Destrée, Verhaeren, Iwan Gilkin, Maurice Kufferath, enz. Men sprak over Wagner, maatschappelijke kunst, jongste beweging in de letterkunde; dichters lazen hun werken voor; en de arbeiders schenen in 't geheel niet stompzinnig. Die breinen zonder cultuur, maar waarin de vooringenomen gedachten nog niet opstruiken gelijk heestergewas, vóelen misschien beter het schoone dan de meeste onzer burgers.
De Gentsche Studentenalmanak voor 1892 (32e jaargang) van 't Zal wel gaan, is verschenen. Twee bijdragen maken daarin uitsprong op de middelmatigheid en soms kinderachtige naïveteit van het overige. Een geestige fantasie door Jan Knops: ‘Pet, Pijp en Schaats’, fonkelend van studentikozen humor, kiesch en poëtisch als Tony Bergmann, frisch en goed geschreven. In ‘Losse Reisherinneringen’ geeft Outis ferm gestyleerde indrukken van stukjes reizen in Duitschland en Holland: oorspronkelijk gezien en mooi gezegd. Bravo! Dat zijn twee aanwinsten.
Onder den typischen titel Parijs 1891, liet Dr. Bijvanck in de laatste dagen een boek verschijnen over de jonge Fransche literaire beweging. Er staan zeer interessante portretten in van Verlaine, Moréas en anderen. Een blad begroet in den auteur een evenknie van Busken Huet.
Te lezen in het Nederlandsch Museum (8e aflevering 1891) een flinke studie van Cyriel Buysse: de Pokken, waarin de schrijver weer een der zijden van den Oost-Vlaanderschen boer schildert. Mannelijkheid en realistische poëzie zijn de kenmerken van deze echt litteraire bijdrage, die met belangstelling doet uitzien naar een bundel, waarin ook zijn ernstig artiestenwerk: de Biezenstekker, Twee Beesten, en andere zouden verschijnen. Onze lezers zullen met belangstelling vernemen, dat de belovende jonge Vlaming thans een roman van een ongewone stoerheid in opvatting en uitvoering heeft voltooid. Titel: Het Recht van den Sterkste. Eeu uitgever die durft, a.u.b.! | |
Oudheidkunde en geschiedenisIn twee harer laatste afleveringen deelt la Gazette des Beaux-Arts belangrijke oorkonden over onze kunstgeschiedenis mede, namelijk het testament van Rubens en den inventaris van alles wat tot de nalatenschap van Isabella Brant, zijne eerste vrouw, behoort. Deze en andere familiepapieren van den grooten schilder zijn gevonden in het kasteel van Gasbeek en worden nu in beknopte vertaling door den heer Bonoffé medegedeeld, in afwachting dat de heer Génard er den oorspronkelijken tekst van late verschijnen in het Rubens-Bulletijn. | |
[pagina 35]
| |
In zijne laatste aflevering deelt Oud-Holland onder andere eenige brieven van schilders aan Constantijn Huygens mede. Onder deze treffen wij er aan van de Antwerpenaars Gonzales Coques, Jacob Jordaens, Adriaan van Utrecht en Thomas Willeborts. Zeven brieven van Huygens worden ook medegedeeld onder de onjuiste rubriek P. Rubens aan Huygens. | |
Geschichte der Wandteppichfabriken des Wittelsbachischen Fürstenhauses in Bayern von Dr Manfred Mayer. Munchen und Leipzig, G. Hirths Kunstverlag 1892.Dit werk over de tot nu toe ongekende geschiedenis der tapijtweverij in Munchen, opgesteld naar talrijke onuitgegeven oorkonden, in het koninklijk Beiersch archief berustende, is voor de geschiedenis der tapijtweverij in het algemeen en voor die der Vlaamsche tapijtwevers in het bijzonder van zeer wezenlijk belang. Wij leeren er onder andere uit, dat reeds rond 1600 hertog Maximiliaan I van Beieren tapijtwerken uit Antwerpen, en namelijk de Daden van Hercules, door de facteurs der Fuggers deed komen. Van 1604 tot 1608 ontbood hij twintig wevers, die allen met den naam bekend zijn, uit Brussel; de voornaamste van hen was Jan van der Biest. De weverij van Munchen, die in 1609 haren hoogsten bloei bereikte, werkte tot 1615 en werd dan gesloten. Vier groote reeksen werden geweven: de Geschiedenis van Otto I, uit het huis van Wittelsbach, de Twaalf Maanden, de Vier Jaargetijden, en de Vier Daggetijden. De drie eerste naar kartons van Peter Candid (de Witte). Na het sluiten van dit werkhuis liet Maximiliaan in Brussel weven. Van 1718 tot 1810 bestond er nogmaals een atelier in Munchen, maar ditmaal waren de werklieden uit Parijs ontboden. Onder de talrijke zeer belangrijke bijlagen van het boek vonden wij er een, dat door eenen agent der Fuggers uit Antwerpen verzonden werd, den 27 Maart 1604, zegt het stuk. Maar deze datum is klaarblijkelijk valsch en zal ongeveer 1640 moeten gesteld worden. Wij lezen er in dat de Brusselsche tapijten het schoonste zijn en van 9 tot 15 gulden de el gelden, de Antwerpsche zijn middelmatig en kosten 7 ½ tot 12 gulden de el, de Audenaardsche zijn de minste, men betaalt ze 3 tot 6 gulden. Onder de reeksen die voorhanden zijn telt men: Een geschiedenis van Diana door Rubens, een werk dat wij hier voor heet erst genoemd vinden; een geschiedenis van Decius en een van Achilles door Rubens, twee welbekende werken. Elk van 8 stuks. Twee kamers van de Zeven Vrije Kunsten, een kamer met hetzelfde onderwerp, en een Lof der Wijsheid door Cornelis Schut. Vier kamers Landschappen door Lodewijk de Vadder, waarvan drie met figuren van van Haecht. Twee kamers met de geschiedenis van Venus en Adonis door de Bruyn. Een kamer Galerien of Bloempotten door Langen Jan. Een kamer met de geschiedenis van Europa en Cadmus en een geschiedenis van Ulysses door Raphaël Coxcie. Een kamer met de geschiedenis van Esther en Assuerus door Justus de Pape. Een geschiedenis van Salomon, een geschiedenis van Mozes en een geschiedenis van Assuerus, alle drie door Abraham van Diepenbeke. Het prachtig gedrukte boek bevat 21 platen naar cartons, die, zeker tellen onder het beste wat onze school toen voortbracht, en die niet minder uitstekend mogen heeten door de wijze, waarop zij in lichtdruk werden weergegeven door den uitgever, den meester in zijn vak, Dr G. Hirth.
Thans is volledig verschenen een belangrijk werk van Gustav Karpeles: Allgemeine Geschichte der Litteratur, (Berlin, G. Grote'sche Verlagsbuchhandlung). Het is eene prachtuitgaaf, versierd met een groot aantal platen, facsimile's in kleur, benevens zeer fraaie authentiekeportretten van de beroemdste schrijvers en dichters aller tijden enlanden. Het werk bestaat uit twee zware deelen van samen 1600 bladzijden, waarvan de geschiedenis onzer eigene letterkunde er slechts 22 beslaat. 't Is weinig. Maar vergeleken bij hetgeen Scandinavië, dat is IJsland, Denemarken, Noorwegen en Zweden samen kregen, namelijk 36 bladzijden, zijn wij er nog goed afgekomen. Overigens, Rusland en Portugal werden niet ruimer bedeeld, Engeland moet het met 158 blz. doen, terwijl Duitschland daarentegen er niet minder dan 400 inneemt, eene wanverhouding, welke een in 't oog springend gebrek aan evenwicht en eenigszins ook gemis aan een vast plan verraadt. Gustav Karpeles geniet anders in Duitschland eene gevestigde faam als criticus en letterkundige, en waarlijk, indien elke literatuur met even grondige kennis van zaken en personen, en met dezelfde klaarheid als de Nederlandsche werd besproken, dan is, voor zoover wij er kennis mede maakten. Karpeles' gewrocht het betrouwbaarste, dat ons ooit van dien aard in handen kwam. Dan, hij putte aan goede bronnen, en bovendien was de heer Paul Fredericq zijn zegsman, hetgeen meteen veel uitlegt. De geleerde schrijver brengt eene warme hulde aan onzen Reinaard de Vos, doch over 't algemeen vindt hij ons op het gebied der fraaie letteren noch eigenaardig noch oorspronkelijk, hoe beroemd wij ons ook gemaakt hebben in de schilderkunst, de wetenschap en, eertijds althans, de politiek. De illustratiën, welke dit zeer beknopt overzicht onzer literatuurgeschiedenis versieren, zijn slechts vier in getal: Een facsimile naar ‘de eerste bladzijde des eersten bekenden druks van Reinaard de Vos: 1479’, - een plaatje, voorstellende Erasmus met Cognatus, zijnen secretaris, - een portret van Vondel en een van Conscience. Levensbeschrijvingen of boekenlijsten moet men in het werk niet zoeken, want volgens het zeer korte voorwoord geeft het niet anders dan de ‘hoofdstroomingen’ van iedere letterkunde; maar voor de beeltenissen van dichters en schrijvers mag het een ware schat genoemd worden. Het schenkt een oprecht genot, de portretten met de facsimile's te beschouwen van alwie in de wereldlitteratuur naam heeft gemaakt, onverschillig waar en wanneer hij leefde, van Sophocles tot Carmen Sylva, van Cervantes en Calderon tot Quintana en Echegaray, van Chaucer tot George Eliot, Flaubert en Hugo, Turgenjeff en Tolstoï. Hier en daar is wel een naam vergeten, o.a. Verga en Elisabeth Browning, en het speet ons geweldig, de zoo ongeduldig afgewachte beeltenis te missen van Dostojeffski, voor ons den geniaalsten van Ruslands romanschrijvers uit onzen tijd. Frans Van Cuyck.
De Louvre is in den laatsten tijd met een merkwaardig bronzen standbeeldje van Dionysos verrijkt geworden, dat, naar men denkt, uit de Acropolis van Athene afkomstig is en langen tijd een deel uitmaakte van de kunstverzameling van Photiades-Pacha, gouverneur van Creta. Van daar ging het over in het bezit van den Italiaanschen oudheidminnaar Ginho Sambon, dien men met groote moeite er heeft kunnen toe overhalen om het tegen een hoogen prijs aan den Louvre af te staan. Sedert lang was dit standbeeldje aan oudheidkundigen en kunstliefhebbers bekend als een der keurigste voortbrengselen van de Grieksche beeldhouwkunst en men hield het eenparig voor een gewrocht van een der meest begaafde beeldhouwers der oudheid. De heer Milani, in het Musco Italiano, en de heer Sal. Reinsch, in de Gazette des Beaux-Arts, hebben onwederlegbaar bewezen dat de geniale maker niemand anders is dan de beroemde Praxiteles. Het beeld toch komt volkomen overeen met de beschrijving, die ons door den Griekschen sophist Callistrates van een Dionysosbeeld van Praxiteles is nagelaten. Ook kent men een beeldje van terra cotta, door den graaf de Sartiges in 1840 te Athene | |
[pagina 36]
| |
aangekocht, dat volkomen gelijkt op ons bronzen beeldje, zoodat het geen twijfel lijdt of beide reproductiën zijn van een hooggeprezen en daarom ook dikwerf nagemaakt kunstgewrocht.
Professor Krall, te Weenen, heeft bij het onderzoek eener mummie uit den tijd der Ptolemaeën verscheidene honderden regels etrurisch schrift ontdekt. Die tekst is verreweg de langste, die men in de geheimzinnige taal der Etruriërs bezit. Hoe dit document naar Egypte mag overgewaaid zijn? Dit zal misschien eenigszins worden opgehelderd door het stuk zelve, dat professor Krall zal pogen te ontcijferen; zijne mededeelingen dienaangaande ziet men met belangstelling te gemoet. | |
TooneelVerschenen en ontvangen: Arnold en Adolf van Gelderland, dramatische kronijk in 7 tafereelen, door Frans Gittens. Een der eerste proeven van een der weinige Vlaamsche tooneelschrijvers, die toont in de knepen van zijn vak bedreven te zijn. Onder literair opzicht, gering van waarde. Als kennismaking met... de eerste manier van den auteur, interessant.
De Familie van zijn Vrouw, een blijspel in 4 bedrijven, door Gustaaf de Lattin, werd in den Antwerpschen Schouwburg deze maand voor de eerste maal vertoont. Eén tooneel - het eerste van het derde bedrijf - is wezenlijk merkwaardig.
Ferenez Rengi, lyrisch drama (?) in 4 bedrijven, door Hogguer en Vermaere, muziek van Berghs. Een populair spectakelstuk. Als zoodanig, een derde akt, die pakt.
In de Opera te Antwerpen werd met grooten bijval ontvangen het pittige ballet van Jan Blockx Milenka. Bespreking volgt.
In den loop van December werd in Rotterdam bij Le Gras en Haspels een oorspronkelijk tooneelspel vertoond: Droomleven, drie bedrijven door Mevrouw Hanna. Naar bevoegde critiek meldt, een artistiek werk, minder als tooneelstuk van waarde dan als fijne zielkundige studie. Men roemt vooral de ontleding eener jonge meisjesziel, die de hoofdrol vervult. Weinig actie, slechts mono- en dialogen. Kunst die misschien beter in vorm van roman ware gegeven, maar echte kunst. De verschijning van het werk wordt met groote belangstelling te gemoet gezien. Eene vertooning te Antwerpen? O ja, indien Le Gras en Haspels dàt wilden!
De eerste opvoering van Lotos, een nieuw tooneelspel, door Mej. Constant, behaalde een groot succès in den Tivoli-schouwburg te Rotterdam. Frans Netscher zegt in het weekblad de Amsterdammer als slotwoord: ‘Constant is eene vrouw met kunsttemperament en haar Lotos is een verschijning.’ Wanneer de opvoering te Antwerpen?
In de Parkschouwburg van Brussel: Leurs Filles, een realistisch stuk van Pierre Wolff, bitter, aanstootelijk-waar, vast opgebouwd zonder nuttelooze grofheid maar ook buiten alle conventie. Binnenkort komt l'Intruse op het affiche. De Vlaamsche Schouwburg zal waarschijnlijk ook het werk van Maeterlinck opvoeren.
In het Théâtre du Vaudeville te Parijs, werd in den loop van December met grooten bijval opgevoerd Hedda Gabler, het jongste werk van Hendrik Ibsen. Mej. Brandès vervulde de hoofdrol. Het Gerecht (met een hoofdletter) heeft de vorige maand in Praag en Berlijn de opvoering van vier tooneelstukken verboden: Gleiches Recht, van Richard Grelling; Die Sitte, van Hans von Reinfels; Ein Idol, van Richard von Hartwig, en Eine ideale Frau, van Marco Praga. Dit laatste drama, uit het Italiaansch vertaald, verschijnt nu in het ‘Magazin für Literatur’.
Gerhart Hauptmann, de geprezen tooneelschrijver der Berlijnsche ‘Freie Bühne’, voltooit een nieuw drama met socialistische strekking: De Wevers.
Ook in Zürich heeft men onlangs eene ‘Freie Bühne’ gesticht. | |
MuziekGa naar voetnoot(1)
| |
[pagina 37]
| |
zangers vertolkt, dat geen enkel vlekje het zoo interressant werk kwam ontsieren. Wat vooral bevalt in de jongste compositie van G. Wagner, is zijn innig streven naar waarheid van uitdrukking. Kan men soms te recht denken, dat de diepte der gedachte, welke in sommige verzen verscholen ligt, moeilijk bevredigend kan uitgedrukt worden in vorm van mannenkoor, dan toch komt die tastbare zucht naar de ware muzikale vertolking u de verzachtende omstandigheid pleiten. Van eene hooge lyrische vlocht, is de passage, waar hij zoo roerend zingt: Als over u, zal over mij de nacht ook gaan,
maar zonder zijne zoete ruste!
Weer zal een zwarte geest aan mijne sponde staan,
de geest van 't onbegrensde, 't onbewuste,
die in de plooien van zijn somber kleed
den sleutel houdt verborgen
van 't groot geheim, 't onzaglijke, dat heet:
de dag van morgen.
Waarlijk verteederend van innigheid, en zeer eigenaardig harmonisch bewerkt, het slot: Slaapt, slaapt rustig, lieve beelden
van vrede en reinen eenvoud, slaapt!
Gerrit Wagner is de schrijver van de nog onvoltooide Nederlandsche Opera Esther en van het gemengd koor met orkest: de Babylonische Gevangenschap, uitgevoerd op het concert dat voor eenige jaren werd ingericht door de leerlingen van Jan Blockx.
Laatstgenoemde artiest bestuurde een concert in het Kunstverbond, dat als een lichtpunt in het kunstleven van het afgeloope jaar zal mogen beschouwd worden. Het romantische openingstuk De Elzen Koning, van Benoit, en de twee echte Blockx'kens: Jagersdans en Internezzo, uit de jubelcantate vonden er hun gewonen bijval. De groote aantrekkelijkheid van het feest bestond nochtans in de uitvoering van fragmenten uit Olav Trygvason. Aantrekkelijk om de nieuwheid (eene eerste uitvoering in België!) en vooral, om den auteur, van wie dag aan dag een grooter tooverkracht schijnt uit te gaan: Edvard Grieg! Olav Trygvason is een onvoltooid drama van den Noorweger Björnstjerne Björnson, - episode uit den strijd die de apostelen van het Evangelie te voeren hadden tegen het vast ingewortelde heidendom. - Olav, van koninklijken bloede, is op eene Wikingsvaart in Engeland christen gedoopt. Vol begeestering voor het nieuwe geloof, wil hij zijn vaderland veroveren door het zwaard en het kruis. Doch men biedt geduchtig weerstand. Het fragment, dat Grieg op muziek bracht, bestaat uit drie tafereelen. In nr 1 roepen de oude Noren, in het woud vergaderd, hunne Goden aan, en smeeken hun, een einde te stellen aan de veroveringen van den indringer. In nr 2 raadpleegt de Priesteres Vala het Orakel, om te weten waar men den meineedigen Olav zal kunnen dooden. In de verte ziel men eensklaps een het verlichten tempel, zich afteekenen in de duisternis van den nacht. Het orakel heeft gesproken! Dankend zingen de priesters lofzangen en godsdienstplechtigheden worden gevierd, die in nr 3 worden voortgezet: rond een groot vuur voert men alsdan godgevallige dansen uit. Zooals men ziet, vormen de drie tafereelen, éen samenhangend geheel uit, dat niet schittert, noch door zijne buitengewone verscheidenheid, noch door belangwekkende actie. In de lijst van het geheel, zal het waarschijnlijk boeien, doch nu, op zich zelf genomen, is het niet vrij te pleiten van langdradig- en eentonigheid. Vooral in het eerste deel, waar de tallooze goden, ieder op beurt aangeroepen worden, schaadt die uitweiding aan den algemeenen indruk. Dit onder esthetisch oogpunt. Evenals in de meeste zijner werken, weet Grieg hier te zegepralen door zijne hem eigen wijze van zeggen, zijn verbazende harmonieënschat en het vreemde van den Noorschen rythmus, die zich vooral in de dansmotieven doet gevoelen. Het koloriet van het werk treft de verbeelding en toovert u al het mystieke en tevens ruwe van het godsdienstleven onzer voorouders voor den geest. De uitvoering was schitterend. Koren en orkest, zooals zij altijd en overal moesten zijn. Edvard Grieg's naam prijkt in den laatsten tijd op vele programma's. Op de Kamermuziek-uitvoeringen, door den violist Joz. Mariën ingericht, hoorde men een van zijn Viool-Sonaten en een Quatuor. De Volksconcerten gaven zijn Peer Gynt-nummers en zijn overheerlijk Im Herbst. De programma's der Volksconcerten zijn in het algemeen zeer schoon samengesteld: men deinst er voor niets terug. Op het laatste concert voerde men er uit, benevens de pastorale van Beethoven, eene fantazij van K.L. Hanssens, het voorspel van Lohengrin en de Lustspielouverture van Smetana. Schooner keuze kan moeilijk gevonden worden. Maar het bestuur weze op zijne hoede: dat het zich niet late verleiden door een prachtig programma, als zij niet verzekerd is van eene behoorlijke uitvoering. Het laatste concert droeg duidelijke sporen van onvoldoende voorbereiding. De heerlijke pastorale is niet met de verschuldigde piëteit bejegend geworden. En het voorspel van Lohengrin, die Symphonie en blanc majeur, miste geheel en al het etherische karakter. Men verzekerde mij later, dat het orkest uitgeput was van vermoeienis: vandaar onverschilligheid en slordige vertolking. Daarom zullen wij niet aandringen. Het bestuur kieze beter gepaste dagen, en programma's in verhouding met het aantal ernstige repetities, die kunnen gehouden worden. Het luimige, nerveuze werk van Smetana, de Prodanà nevèsta-ouverture, brengt er mij toe te spreken over het jongste Concert Populaire van Brussel, waar het ook op het programma voorkwam, benevens andere nummers, meest nieuwigheden, geteekend Rich. Strauss, Goldmark, Glazounow en Schaikowsky. Voorloopig maar een paar woorden om den welverdienden bijval aan te stippen, welke het lyrisch drama Een Zomernachtsdroom op onzen Nederlandschen Schouwburg te beurt viel. Dit meesterwerk is ons lyrisch drama, welks bestaan naar het schijnt erg bedreigd was, te goeder ure een hart ouder den riem komen binden. De oude Will, die in den jare O.H. 1892 het Nationaal tooneel helpt redden! Is dat niet merkwaardig?Ga naar voetnoot(1) 7 Januari '92. J.d.B.
De heer Joz. Mariën gaf den 3n Februari, met medewerking van drie Antwerpsche muzikanten, die met hem den quatuor Mariën vormen, in de zaal van het Atheneum een uitvoering van kamermuziek. Zeer artistiek voerde de heer Mariën uit de beroemde Chaconne van Bach, eene heele symphonie voor éen viool. Dat deed ons denken aan orgeltonen ruischend door de plechtige beuken van een Gotischen dom. Het programma (nòg te zwaar, volgens ons) vermeldde verder: Trio in ré mineur van Mendelssohn, Sonate nr 17 voor piano van Beethoven, en Quatuor in sol mineur van Edvard Grieg, die zijn gewonen bijval behaalde. De toejuichingen gingen natuurlijk het meest naar het mooie artiestenwerk van den heer Mariën.
De Wagneristen mogen in Brussel niet klagen: de Muntschouwburg heeft, met zeer goede elementen, Lohengrin hernomen, en de Volksconcerten wijdden onlangs geheel een programma aan de werken van Wagner. De beroemde zangeres Sucher genoot nochtans den verwachten bijval niet. | |
[pagina 38]
| |
ToonkundePeter Benoit was het voorwerp eener grootsche betooging, ter gelegenheid van de schitterende uitvoering zijner Rubenscantate, te Doornik. Ook Henry Fontaine, wiens naam met dien van Blauwaert en Mevr. Degive, als vertolkers van Benoit's werken geschiedkundig is geworden, bekwam er buitengewonen bijval met Mijn Moederspraak, en fragmenten uit De Schelde en De Rijn.
Het oratorio Franciscus, van Edgard Sinel, zet zijn reis door Europa voort en wordt overal toegejuicht. Na Francfort, Keulen, Dusseldorf, Kopenhagen, Breslau, wordt het ingestudeerd te Aken, Wurzburg en Amsterdam.
De deken der Antwerpsche toonkunstenaars, Jozef Bessems, is overleden. Zooals Peter Benoit te recht zegde in zijne lijkrede, verdwijnt met hem een der laatste leden eener schaar musici, welke gedurende eene halve eeuw Antwerpen's muzikale waardigheid wisten te handhaven, en die den steen legde waarop de verdere opbeuring van ons hedendaagsch muzikaal gebouw geschiedde. In hem werd gedurende een ruimen tijd het innere Antwerpsch muziekleven gedeeltelijk verpersoonlijkt. Het aantal toonkunstenaars, door hem gevormd, is ontelbaar. Zijn aandenken als artist zal blijven, evenals de honderden anekdoten, over den mensch, nog lang de ronde zullen maken van ons muzikaal wereldje.
Een comiteit van oud-leerlingen der Antwerpsche muziekschool kwam tot stand, met het oog op de viering van het 25jarig bestaan der school en der aanstelling van Peter Benoit als bestuurder. Aan het hoofd staan de heeren Blockx en Wambach. De heer goeverneur en de heer burgemeester hebben het eere-voorzitterschap van het officieele comiteit aanvaard; de heer schepen van Ryswyck dit van het eerecomiteit. Al de groote maatschappijen der stad zullen een afgevaardigde sturen naar het eere comiteit en hunne medewerking verleenen aan de inrichting der feestelijkheden. De feesten, met Sinksen te vieren, zullen drie dagen duren. Een dag zal gewijd worden aan het uitvoeren van Benoit's werken; de twee andere aan het puik der componisten en solisten, voortgesproten uit de school. Alles laat dus hopen dat het jubelfeest in verhouding zal zijn met de verdiensten des grooten kunstenaars, èn als grondlegger en leider eener nationale richting, èn als schepper van die uitgebreide reeks meesterwerken, die hem eene onbetwiste eereplaats tusschen de Belgische componisten verzekerd hebben. | |
BerichtenEen comiteit, samengesteld uit de heeren Dumercy, Elskamp, Morren, Serigiers en van de Velde, heeft het plan ontworpen, te Antwerpen eene nieuwe vereeniging te stichten onder den naam: Association pour l'Art. ‘Buiten allen geest van Belang, Coterie en School, bij middel van tentoonstellingen, literaire en muzikale voordrachten, wil zij het denken en het trachten der jongst gekomen artiesten verdedigen.’
Prijskamp van Rome. - De jaarlijksche groote kamp voor den prijs van Rome, in 1892, heeft plaats voor de schilderkunst, te Antwerpen. Ieder kunstenaar, die Belg is van geboorte of bij inburgering, mag als mededinger worden aangenomen, mits hij den ouderdom van 30 jaar niet bereikt heeft. Aan den bekroonde wordt, gedurende vier achtereenvolgende jaren, een reispensioen van 5,000 frank verstrekt, om zijne studies in den vreemde te volledigen. Behalve den grooten prijs mag een tweede prijs worden toegekend, alsook eene eervolle melding. De inschrijvingslijst wordt op 15 Maart gesloten. De voorbereidende prijskamp zal op 7 April plaats hebben. Nadere inlichtingen zijn verkrijgbaar ten bureele van beheer der koninklijke Academie van Antwerpen.
De Maatschappij der Bouwmeesters van Antwerpen heeft een buitengewonen prijskamp uitgeschreven voor het jaar 1892: Ontwerp van Kunstkring voor eene stad van eersten rang. De belanghebbenden kunnen het programma bekomen bij den heer Alb. Arnou, bouwmeester, lange Leemstraat, 170, Antwerpen.
De koninklijke Maatschappij van Tuin- en Landbouwkunde van Antwerpen schrijft ter gelegenheid harer 153e tentoonstelling, welke zal plaats hebben den 3n en 4n April 1892, een prijskamp uit van bloemenschildering, in olieverf, waterverf en krijtteekening. Voor nadere inlichtingen wende men zich tot den hulpschrijver, 221, Mechelsche steenweg, Antwerpen.
Benoemingen. - In hare zitting van 7 Januari ll. heeft de klas van Schoone Kunsten der Koninklijke Academie van België benoemd tot titularis, in vervanging van den heer Robert, den kunstschilder A. Hennebicq; in vervanging van den heer Robie, als correspondent, Th. Caneel; in vervanging van den heer Ducaju, tot correspondent, den beeldhouwer Paul de Vigne; in vervanging van den heer Liagre, als titularis, den heer Edw. van Even. Tot buitenlandsche leden zijn benoemd, in vervanging van Meissonier, den heer Jules Breton; in vervanging van Schliemann, den heer John Ruskin.
Leopoldsorde. - Tot commandeur werd verheven: de heer A. Pauli, bouwmeester te Gent. Tot officier: Mejufvrouw E. Beernaert, schilderes te Brussel; de heeren F. Courtens, schilder, te Brussel; J. de Braeckeleer, beeldhouwer, te Antwerpen; J. Demannez, graveur, te Brussel; G. den Duyts, schilder, id.; C. Meunier, schilder, id.; L. Mignon, beeldhouwer, id.: L. van der Ouderaa, schilder, te Antwerpen, P. van der Stappen, beeldhouwer, te Brussel; P. van Havermaet, schilder, te Antwerpen; J. van Severdonck, schilder, te Brussel. Werden benoemd tot ridders: de heeren E. Claus, schilder, te Astene; V. Dumortier, bouwmeester, te Brussel, M. Hagemans, schilder, id.; F. Khnopff, schilder, id; A. Le Mayeur de Merprès, schilder, id.; I. Meyers, schilder, id.; A. Plumot, schilder, te Antwerpen; H. Stacquet, schilder, te Brussel; V. Uytterschaut, schilder, id.; F. van Kuyck, schilder, te Antwerpen; F. van Leemputten, schilder, id.; J. Mister, hoogleeraar, te Gent; L. Blanchaert, schilder, te Maltebrugge; Ch. de Pauw, bestuurder der St-Lucasscholen, te Gent en te Brussel; A. Malfait, beeldhouwer, te Brussel. | |
Onze platenIn de eerste aflevering van den loopenden jaargang, verscheen buiten tekst eene ets van Piet Verhaert, naar de schilderij: De Ontscheping, van Jos. Lies. De tweede aflevering bevat eene ets van Jos. Ratinckx, naar eene eigenhandige teekening; het portret van Alexander Struys, naar eene koolteekening van Arthur Briët, en eene houtsnede van Richard Bong, naar De Trooster, van Struys. | |
[p.t.o. 38]
| |
![]() |
|