Uit Brugge
Het Hotel Gruuthuuze en de nieuwe kantenverzameling
Che va piano... Dat ze zich te Brugge overhaasten zal wel niemand beweren; tusschen het eerste onluiken der gedachte en het eindelijke uitvoeren verloopen gewoonlijk ettelijke jaren, soms heele tientallen. Zoo geschiedde het met het statiegebouw, met de nieuwe normaalschool, met het Breidelgedenkteeken; zoo geschiedt het nu nog met het gouvernementshotel, met de herstelling van het stadhuis, met het hospitaal van ongeneesbare vrouwen; zoo zal het zeker ook geschieden met de herstelling van het hôtel Gruuthuuze, met het nieuwe academiegebouw, met het ontwerpen Casino voor de jaarlijksche tentoonstellingen, enz. enz. alle werken, die eerst jaren lang in ontwerp blijven en daarna nog jaren lang aanslepen, als men eindelijk met de uitvoering aanvangt.
De restauratie van het hôtel Gruuthuuze (nevens O.-L.-V. Kerk) werd reeds aangeraden en besproken van 1870. Te dien tijde diende het prachtig gebouw als bergplaats van den Berg van Barmhartigheid; Weole stelde voor het geheel te laten herstellen en als oudheidsmuseum te laten inrichten. Het scheen hem zoo natuurlijk dat zijne gedachte onmiddelijk zou goedgekeurd en uitgevoerd worden, dat hij in zijn gidsboek voor Brugge, het gebouw gereedelijk betiteld als Musée archéologique.
Iedereen was het inderdaad met hem eens om te betreuren dat men het gebouw zoo liet vervallen en iedereen oordeelde ook dat het oudheidsmuseum nergens beter kon geplaatst worden... Maar daar bleef het bij!
In '82 of '83 verhuisde de Berg naar de Langerie; nu kon men best bemerken, hoezeer Gruuthuuze in de laatste jaren was vervallen en hoe duur het zon te staan komen om het te herstellen. De heer L. Dela Censerie, stadsbouwmeester, maakte een volledig plan op, dat... voorloopig voor eenige jaren in de cartons werd gestopt. Het hooge cijfer der beraming schrikte allen af!
Eindelijk kwam men toch tot een moedig besluit: men zou het werk broksgewijze ondernemen, om alzoo, God weet na hoeveel jaren, het geheele plan ten uitvoer te brengen.
Voor het oogenblik is reeds de rechtervleugel zoo goed als voltooid, en dit is voldoende om eene betrekkelijk juiste gedachte te geven van wat het geheel zijn zal; voorwaar iets prachtigs, dat men onder het beste zal mogen rekenen van wat heer Dela Censerie voortbracht.
Ondertusschen is nu ook reeds besloten, dat Gruuthuuze niet uitsluitelijk dienen zal voor de verzamelingen van het Genootschap van Oudheidskunde. De aloude ‘joint der Académie’ zal binnen kort ophouden te bestaan en hare merkwaardige schilderijen (Memlinc, van Eyck, Pourbus, van Oost, enz.) zullen ter bewaring aan de stad worden toevertrouwd. Elk wenscht die schilderijen in Gruuthuuze te plaatsen; er zullen echter geene afzonderlijke zalen voor schilderijen worden ingericht; in iedere zaal zal men één of twee stukken ophangen, al naar gelang der gewrochten of der meesters. Men denkt dat op die wijze iedere schilderij beter zal uitkomen en dat dergelijke schikking, vooral voor de oude Vlaamsche meesters, verre te verkiezen is boven de schikking in zalen.
Daarenboven is, gansch op het onverwachts, aan Brugge eene verzameling ten deel gevallen, die nu reeds schier den geheelen rechtervleugel van Gruuthuuze inneemt. Ik bedoel de buitengewoon rijke verzameling van kanten, door den heer Baron Liedts aan de stad Brugge geschonken. Toen voor zes of zeven jaren het comiteit Brugge-Nuremberg in den schouwburg eene kanten-tentoonstelling opende, verwierf zulks algemeenen bijval en meenigeen drukte den wensch uit dat in de stad der kanten, dergelijke tentoonstelling bestendig kon worden. Nu is die wensch vervuld en wel op zulke wijze, dat niemand hadde durven droomen. Tusschen de tentoonstelling in het theater en de verzameling van den heer Baron Liedts is geene vergelijking mogelijk. Het geschenk is waarlijk koninklijk; daarbij is de hartstochtelijke liefhebber nog immer op zoek naar nieuwe specimens en spaart noch geld, noch moeite om zijne vier of vijf zalen zoodanig in te richten, dat geene kantenverzameling ter wereld met de Brugsche wedijveren kan.
Zou het intusschen niet mogelijk zijn de algemeene restauratie wat te bespoedigen?
A. Vermast.