XIII
De opening der tentoonstelling van den kunstenaarskring de XIII, op 7 Februari, is eene dier merkwaardige gebeurtenissen, welke verdienen geboekt te worden in de kunstgeschiedenis van Antwerpen. Het mag gezegd worden dat sedert lange jaren hier geene verzameling te zien was, waar zoovele degelijke kunstgewrochten saamgebracht werden. Wel zag men in de driejaarlijksche tentoonstellingen een grooter getal doeken en beelden uitgestald, maar moeilijk zou het geweest zijn uit die rijk voorziene gaarden eenen zoo prachtigen bloemtuil meesterstukken te plukken.
Buiten de paneelen van de XIII: Abry, Claus, De Jans, De Smedt, Farasyn, Hens, Looymans, Luyten, Mertens, Struys, Van Aken, Van Engelen, Verstraete, en van hunne uitgenoodigden uit België: De Dreef, Dierickx, Horenbaut, Marcette, Mellery, Stobbaerts, Tremerie, Van Gelder, Verheyden, Verwee, voor de schilderkunst; Charlier, De Groot, De Rudder, De Vigne, Dillens, Meunier, Mignon, Vinçotte, Van der Stappen, voor de beeldhouwkunst, ziet men aan de wanden van het oud Museum werken prijken, met roemrijke namen uit den vreemde onderteekend, als daar zijn Besnard, Billotte, Carrière, Casteau, Courtois, Jeaumot, Muenier, Roll, van Frankrijk; Neuhuys en Israels, van Nederland; Hermann, Kuehl en Von Uhde, van Duitschland; Guthrie en Moore, van Engeland; Thaulow, van Zweden; Allau Osterlind, van Noorwegen, alle namen die schitteren aan den Europeaanschen kunsthemel, namen van schilders die naar Antwerpen werken zonden welke de bewondering afdwongen van uitstekendste kunstkenners uit de naburige landen.
Het is ons doel niet op dit oogenblik eene studie over die tentoonstelling te leveren, dat is van latere zorg, alleen willen wij nu reeds den goeden uitslag vaststellen van de moeilijke poging door de XIII aangewend, en hun geluk wenschen.
Veel beter dan in eene groote tentoonstelling kan men zich hier rekenschap geven van de strekking en den geest der verschillende scholen en eene zeer leerzame vergelijking daarstellen bij dit onderzoek.
Met vreugde kan men vaststellen dat, onze Vlaamsche kunstenaars de vlag niet hoeven te strijken voor hunne vreemde uitgenoodigden, en wanneer men nagaat dat al die vreemdelingen meesters van naam zijn, zal die vreugde met fierheid gepaard gaan.
Deze tentoonstelling levert het bewijs van een herleven