In Antwerpen
Nauwelijks was de groote driejaarlijksche tentoonstelling gesloten of achtereenvolgens zag men de eene kleine uitstalling op de andere volgen.
Eene ware stortvlaag van doeken en paneelen! Of die overvloedige regen den vaderlandschen kunstakker vruchtbaar maken zal en een heerlijken oogst doen rijpen en gedijen, staat niet vast. - Waterscheuten zag men in overvloed verschijnen ten allen kante: in het Kunstverbond, in den Katholieken Kring, in Arte et Labore, maar weelderige planten, forsche boomen zijn zeldzaam. Daarbij zag men vele doeken twee, driemaal weer, dàn in deze, dàn in gene verzameling; wat wel eenigszins den schijn heeft van een rondleuren. Zulks neemt echter niets weg van de waarde eener goede schilderij, integendeel, hoe meer men ze ziet, des te beter begrijpt men ze en geniet men er van..... als ze goed is.
De toezendingen van Bource, Guiette, Lamorinière, Montgomery, F. van Leemputten, de drie Portieljes, Rosier, van Kuyck, E. Pieters en meer andere, plaatsten deze kunstenaars niet in een nieuw daglicht en zullen ook niets veranderen aan den naam, dien zij verworven hebben; terwijl de uitstalling van schetsen en studiën, zooals het Studiehoofd van van der Ouderaa, in den Katholieken Kring, het Landschap van Larock en de naakte figuren van C. van Havermaet, in het Kunstverbond, weinig kunnen bijdragen om den roem eens kunstenaars te vestigen, hoe belangwekkend zij ook uit zekere oogpunten mogen zijn. Dergelijke werken kunnen hunne plaats vinden in eene volledige verzameling werken van denzelfden kunstenaar, maar, afzonderlijk tentoongesteld, verminderen zij den indruk, dien meer aanzienlijke werken op het publiek maken.
Hoe zeer men ook ingenomen weze met onze schilders en het lofwaardig streven der kunstkringen, toch kan men niet, als men eenigermate de belangen der nationale kunst behartigt, alles voor klinkende munt aanvaarden, wat in de laatste dagen op de muren onzer tentoonstellingszalen prijkte.
Het grootste nadeel, dat een kunstenaar toegebracht kan worden, is hetgeen hij zich zelf berokkent door aan de openbare beoordeeling werken te onderwerpen waarover hij zelf, in de eerste plaats, niet voldaan is. Het zal hem meer baten ééne enkele schilderij te voltooien, waarin heel zijne ziel ligt, waaraan hij het beste van zichzelf geofferd heeft, dan uit te pakken met maakwerk, dat geen kunstenaar voor zijn kind zou erkennen.
Onvolledig, ondoordacht werk is mode geworden, ook bij sommige verdienstelijke kunstenaars; en wat zij zich veroorloofden uit gemakzucht misschien, of door eene verkeerde opvatting gedreven, werd door jongeren te baat genomen, om met eenigen schijn van recht, te beweren, dat zij 't spoor volgen mogen van hun voorman. Maar zij deden het op zulke onbehendige wijze, dat het wraak roept vóor Apollo; en dat doen ze vooral wanneer zij synthetiseeren voor niet-afwerken houden, en de verdiensten niet hebben door andere hoedanigheden eenige gebreken te doen vergeven; hoedanigheden die alleen de vrucht kunnen zijn van lange studie en overweging, eene kunstenaarsopleiding, loutering van smaak en gevoel; hoedanigheden die stralen uit elk meesterwerk en door de keuze van het onderwerp, en door de teekening en door het coloriet en den borstelslag, en door de personaliteit, en door de voornaamheid, de ongemeenheid, die men te vergeefs zoekt in vele schilderijen.
Kunde wordt al te dikwijls verward met kunst: handvastheid en behendigheid bekomt men door oefening; kleuren kiezen en fijne toontjes samenvoegen doet elke modist, die eenen dameshoed vervaardigt; maar dat alleen maakt geene kunst uit.
Ook woog in de tentoonstellingen der twee gemelde vereenigingen de hoedanigheid onder kunstopzicht niet op tegen de hoeveelheid.
Hoe stonden de zaken in Arte et Labore?
P.B.
Erwten en labboonen! zeggen te Antwerpen de calembourg-zieke schilders.
Ik ben naar de Verlatzaal geweest en las om te beginnen op de deur dier ‘verkoopzaal’ een plakkaat: ‘De heer J. Diricx, hussier te dezer stede zal, den zooveelsten a.s. openbaarlijk verkoopen een partij vergulde lijsten met beverfde doeken erin.... Koopers, komt bij!’ Toen ik uit Arte et Labore kwam was ik verwonderd, dat dit affiche geen betrekking had met de expositie, die er op dat oogenblik gehouden werd.
Welke is de reden van bestaan dezer vereeniging? Is die reden van artistieken aard? Leden van Arte et Labore hebben mij geantwoord: Neen! 't is simpel een middel 'lijk een ander om onze erwten en labboonen aan den man te brengen.
Dus: die heeren willen ons hun knollen voor citroenen, hun specerijen en grutterswaren voor kunstwerk verkoopen? Dit woord zal dan ook 't laatste woord zijn dat, volgens mij, een blad, dat zich eerbiedigt, aan deze sjosjeteit wijden mag.
Hoe artiesten als Leo van Aken, Looymans, de Smet en een paar jongeren, die toonen wat meer in hun buik te hebben dan een brave timmerman of een goedwillige gevelbekladder, niet trotsch genoeg zijn om zich al dadelijk los te scheuren van een omgeving van onmachtigen, bij Sint Japik! dàt gaat mijn begrip te boven.
In heel deze tentoonstelling lossen zich, op de middelmatigheid van de algemeenheid, de namen op van ‘drie artiesten en half.’ Het zijn Leo van Aken, Looymans, Haeck en van Caillie.
Ik acht van Aken 't hoogste. Hij heeft niets ingezonden