Fraaie letteren
Elseviers geïllustreerd maandschrift, Amsterdam.
Elzeviers geïllustreerd tijdschrift, dat met 1 December ll. zijn eerste levensjaar voleindigde, heeft in dien korten tijd de meest degelijke bewijzen van levenskracht geleverd. In zijne twaalf afleveringen, elk ruim honderd bladzijden groot, gaf het ons veel goeds en schoons te genieten.
De uitgevers stelden zich tot doel geïllustreerde Duitsche, Engelsche en Amerikaansche tijdschriften van gelijken aard na te volgen; wij denken niet te vleiend over den uitslag van hun pogen te oordeelen, wanneer wij zeggen dat hun tijdschrift zijne voorgangers voorbijstreefde door de letterkundige bijdragen en er door zijne illustratiën niet bij ten achter stond. Wij voegen er bij dat het niet slaafs hunne stappen volgde, en dat het op meer bepaalde en strenger volgehouden wijze zijnen dubbelen aard van tijdschrift, gewijd aan kunst en aan letteren, getrouw bleef. Inderdaad elke aflevering bracht ons de levenschets van een der beroemdste Nederlandsche schilders of wel een opgewekt woord over hunnen trant, met tal van afbeeldingen hunner gepenseelde of geteekende werken: zoo werd voldaan aan den eisch der belangstellenden in de kunst. Wij kregen daarbij een paar uitvoerige romans van schrijvers die onder de meest geliefkoosde verhalers tellen, Dr Jan ten Brink en Melati van Java, tal van kortere verhalen waaronder wij er aantreffen van Couperus en Justus van Maurik, een paar zeer boeiende tooneelstukken van Schimmel en van van Nouhuys, hier en daar een wetenschappelijk artikel, een vers, en regelmatig een blik op de letterkunde van den dag. Wij houden het er voor dat geen geïllustreerd tijdschrift in den vreemde zijne lezers een even voortreffelijk letterkundigen inhoud te genieten geeft.
De platen hebben ons verrast. Wij wisten niet, dat Holland leveren kon wat daar geleverd is. Zeker wij zullen niet beweren dat Noord-Amerika de loef is afgestoken en er in Engeland niets beters of in Duitschland niets zoo goed zou te vinden zijn, maar dat er dit in Holland te vinden was hadde niemand vermoed. Kunstgravuren van zeer keurige uitvoering, welgeluktere producties van schildering of teekening ontmoet men in overvloed, zoowel in de letterkundige bijdragen als in de schetsen aan kunstenaars gewijd, hoe groot hun aantal zij, zij hebben nagenoeg immer een frisch kunstkarakter, eene echte kunstwaarde Wat niet minder zegt, het is zuiver Hollandsche kunst, geen clichés uit den wereldhandel, geene episodieke afbeeldingen om den grooten hoop te behagen, maar oorspronkelijk werk, getuigenis afleggende dat eigen geest hier schiep, eigen oog zag en eigen hand weergaf. Dit is een heugelijk feit in de geschiedenis van de Nederlandsche boeken, een triomf voor de uitgevers, waarmede wij hen hartelijk geluk mogen wenschen en die, hopen wij, hunne onderneming dan ook den bijval zal verzekeren die haar toekomt.
De Noord-Nederlandsche romanschrijver A. Aletrino, heeft met zijn nieuw werk, Zuster Bertha, dadelijk eene plaats veroverd tusschen de besten van zijn tijd. Het verhaal wordt door den Gids zeer hoog geprezen en gerekend tot de ‘interessantste voortbrengselen der moderne Nederlandsche literatuur van de laatste jaren.’
Van Hélène Swarth, de gevierde dichteres van Sneeuwvlokken en Rouwviolen, is weer een bundel van de pers gekomen: Passiebloemen, Amsterdam, P.N. van Kampen & Zoon. In eene volgende aflevering wordt het nieuwe gewrocht nader besproken.
Einde van verleden jaar heeft Virginie Loveling twee romans laten verschijnen, namelijk: Idonia, te Haarlem bij Tjeenk Willinck, en Een dure Eed, te Gent bij H. Engelcke. Het eerste verhaal, versierd met schrijfsters portret, geniet veel bijval; het tweede, vroeger door den Gids opgenomen, verdient eene eereplaats tusschen de zoogenaamde ‘zielkundige romans;’ het is boeiend van de eerste bladzijde tot de laatste, en de twee hoofdpersonages, Reine en Veria, zijn met meesterhand geteekend.
De Nestor der Zuid-Nederlandsche schrijvers, vader Sleeckx, heeft een nieuwen historischen roman voltooid, onder den titel: Vesalius.
Van de hand van Leo Simons Mz. verscheen bij Warendorf, te Amsterdam, een bundel moderne tooneelcritiek, onder den titel: Besproken Plaatsen. Op dit werk komen wij terug.
Onder de zeldzame uitgaven die, in 't afgeloopen jaar als kunstwerk belang aanbieden, is aan te stippen: Zingende Vogels, een bundel poëzie van Nederlandsche dichters, onder bestuur van Pol de Mont. Alle drie maanden - zoo beloofde ten minste het prospectus - zou een aflevering verschijnen. In het eerste nummer komen zeer goede bijdragen voor, vooral van Pol de Mont, Hélène Swarth, Gust Vermeylen, van Langendonck, Jan Adriaensen, Maria Boddaert, Lapidoth, Holda, Pol Anri en anderen. Het geheel mist nochtans den stempel van stoutheid en nieuwheid die de beloften van den bestuurder hadden doen verhopen. Het tweede nummer wordt met groote belangstelling te gemoet gezien De Vlaamsche School zal er getrouw rekenschap over geven.
Reimond Stijns, de auteur van Ruwe Liefde, het boek dat zooveel verwachtingen voor de toekomst opwekte, gaf in het afgeloopen jaar een verhaal uit, getiteld: In de Ton. Gelegenheid zal zich voordoen, dezen schrijver in dit tijdschrift uitvoerig te bestudeeren.
Van S. Smits verscheen (uitgave Taalverbond) een bundel novellen Uit het Leven. Eene tweede uitgaaf was binnen het jaar na het verschijnen noodig.
Wij herstellen een onvrijwillig verzuim door de aandacht te vestigen op de verzameling studies, door Gustaaf Segers verleden jaar uitgegeven, onder den titel: Joost van den Vondel.
Er staat daarin veel goeds, veel-dat voor studeerenden van belang is. Wel is de critiek niet van zeer artistiek gehalte, maar zij ademt geestdrift en oprechtheid. Het werk is ernstig aan te bevelen om zijn bruikbaarheid als prijsboek of als een gids voor leeraars van middelbaar onderwijs.
De 15e aflevering van het Biographisch Woordenboek der Noord- en Zuidnederlandsche letterkunde, door J.G. Frederiks en F. Jos. van den Branden is verschenen; het werk is nu volledig.