Gedichten in proza
door J.M. Brans. - Antwerpen, J.-E. Buschmann 1891.
Op vereerend verzoek van den schrijver, onzen geachten medewerker, stellen wij zijn boekje aan onze lezers voor. Gedichten in proza heet het en gewettigd is de titel, mits men het woord proza niet in al zijne beteekenissen opvatte en er slechts die van zijne rijmlooze taal aan late. Dichterlijk toch zijn de denkbeelden: een droomerig waas ligt over alle en keer op keer treffen wij herinneringen aan van vroeger dagen, weergezien door den nevel van den afstand; opwekkingen van dierbare wezens met lichtenden schemerglans door liefdevol herdenken hun om het hoofd getooverd; voorspiegelingen eener toekomst van hooger en edeler leven voor zich zelven en voor zijn volk.
De taal is verzorgd als die van een nauwgezetten dichter, in gebonden trant, die de fraaiste vormen, de welluidendste woorden, de ongemeenste wendingen niet te rijk acht om zijne meest geliefkoosde en hoogst geschatte vindingen uit te drukken.
De schrijver heeft er zich blijkbaar op toegelegd, wanneer hij zijne uitgelezen gewaarwordingen in die kostelijke taal uitsprak, te toonen dat men ook zonder rijmen en maten kan dichten. Zijn boekje wordt hierdoor een werk van verzorgdheid en vertroeteldheid.
De mijmeringen, waarin hij zich met welbehagen verdiepte, gaf hij lucht met verteedering; nu eens met ingetogenheid, dan weer met innigen gloed. De beelden, die voor zijn geest zweefden, de verzuchtingen, die in zijn gemoed opstegen naar den troon zijner idealen, gaf hij eene van die vlottende, mollige, zacht getinte, rijk geborduurde kleederen, waarin de nog half mystieke schilders der renaissance hunne engelen hullen, die de zalige zielen ten hemel voeren.
Op de volgende bladzijde drukken wij een der stukken uit den hierboven besproken bundel van J.M. Brans over.
Max Rooses.