Boekaankondiging
Volksgeneeskunde in Vlaanderen, door A. de Cock, gemeenteonderwijzer te Denderleeuw. Uitgave van het Taalverbond, Nr 4.
'k Wou tooneelschrijver zijn, en tooneelschijver met... talent, om, gelijk Molière 't met de dokters deed, die Wannessen, Ciesen en Drieskens, heel die rommelzoo van kwakzalvers, wonderdokters, kankerheelers, nijpers, aflezers, bezweerders, makelaars in bedevaarten, enz., enz., - welke de heer de Cock ons kennen liet - met spotgelach te kunnen doodverven.
Maar, vermits willen - ik ondervind het tot mijne schade! - juist niet altijd met kunnen gelijk staat, moet ik mij wel bepalen, de aandacht onzer Vlaamsche blijspeldichters te roepen, op een volkseuvel, waartegen zij lang niet genoeg hunne zoo flink werkende heeltuigen, satire en sarcasm, gebruiken: het bijgeloof. Als men toch ziet, dat er, in het jaar van gratie 1891, nog menschen gevonden worden, die zich onverwinnelijk wanen, omdat zij een blaadje der Lancca-Christi op zich dragen, of die, om schoone, roode peenen te bekomen, een stok, met een lapje van rooden baai, in hun moestuin planten, zou men gaan twijfelen, of de val van Constantinopel, die de zoo zwart geschilderde middeleeuwen afsluit, wel degelijk haast vijf jaarhonderden achter den rug ligt.
Niet, dat er tegen dit verderfelijk kwaad - blind vertrouwen in het wonderbare en bovennatuurlijke - nooit iets gedaan wordt. De heer de Cock haalt het voorbeeld aan van eenige zoo verlichte als moedige priesters, die, ter wille van wetenschapen beschaving, zich blootstelden de verdenking van ongodsdienstigheid en vrijgeesterij op zich te laden en waarvan de prijzenswaardige ijver enkel geëvenaard werd door de hardnekkigheid, waarmede de menigte aan ‘het goede, oude geloof,’ dat is: bijgeloof, hechten blijft.
Hoe zou zij ook genezing zoeken langs natuurlijken weg, wanneer de ziekte in den geest van den oorspronkelijken mensch enkel eene plaag Gods is, of een gevolg van booze geesten, van kwade hand of van... wormen?
Gelijk men de ontwikkelingsperioden, welke sommige diersoorten doorloopen hebben, thans nog in het embryo waarnemen kan, zoo biedt de verachterde plattelandbewoner nog menig overblijfsel van het bijgeloof van vroeger dagen.
Immers, veel van wat in Albertus Magnus en Rembert Dodoens gedrukt staat, ving de heer de Cock zelf uit den mond des volks op.
En wanneer hij het opgeteekende vergelijken ging met hetgeen, door Dr Fossel bijvoorbeeld, voor onze Oosterburen, de Duitschers, geboekt was, moest hij tot deze gevolgtrekking komen, dat de voorstellingen van den oorspronkelijken mensch in alle landen hoofdzakelijk dezelfde zijn.
Ofschoon de heer de Cock geenszins op volledigheid aanspraak maken wil - immers hij erkent zelf, dat de stof onuitputtelijk is, daar iedere streek, ja elk dorp, zijne bijzondere huismiddeltjes en eigenaardige gebruiken bezit, - laat zijn boek, zooals het daar voor ons ligt, niettemin een diepen blik werpen in den hersenarbeid van den gemeenen man, dat kind ten opzichte van den beschaafde.
Heeft een hond u gebeten, leg een zijner haren op de wonde. Er bestaat, tusschen kwaal en middel, overeenkomst van oorsprong. - Wilt gij ruig worden, wasch u met een afkooksel van brandnetels: die zijn ook ruig. Er bestaat, tusschen doel en middel, overeenkomst van vorm of uitzicht. Op dezelfde wijze kan er, tusschen middel en gevolg, verband bestaan van kleur, natuur, getal of naam.
Zijt gij met lamheid geslagen, aanroep den H. Lambertus; hebt gij blazen, betrouw in den H. Blazius. Er bestaat overeenkomst tusschen den naam van de ziekte en den naam van den heilige.
Zien de kinderen er te wijs uit, d.i. hebben zij den ouden man, beeweeg naar Weysbeke; lijden zij aan haarworm, ga naar Haren. Er bestaat overeenkomst tusschen den naam van de ziekte en den naam van het dorp.
De H. Gertrudis verdreef eens eene muizenplaag. Sindsdien troont zij als schutsheilige tegen deze knaagdieren. Eene bijzonderheid uit haar leven, eene legende, gaf aanleiding tot deze vereering.,...
Zoo staaft de heer de Cock nog met tientallen voorbeelden de thesis, dat het geloof aan middelen en heiligen grootendeels op sympathie of overeenkomst berust.
Niet immer echter kan op dergelijke wijze den oorsprong van een middel of van eene vereering in 't klare getrokken worden, maar 't pleit even gunstig voor de schranderheid van den schrijver als voor het goede recht der folklore op den titel van wetenschap, voor de zoo verward liggende stof van het geneeskundig wangeloof reeds deze gronden tot rangschikking opgegeven te hebben.
't Ging natuurlijk niet aan, al het merkwaardige, dat de heer de Cock in zijn lijvig boek ten beste geeft, zelfs maar vluchtig te ontleden.
Wij bepaalden ons derhalve enkel bij de inleiding, waarin ook eene schets van de geschiedenis der geneeskunde voorkomt, die echter maar mager uitgevallen is.
Sluiten wij met te zeggen, dat het boek uitgevoerd werd naar een weldoordacht plan en eene streng wetenschappelijke methode, waarvan onder andere de indeeling en de aangehechte bladwijzers getuigen, en dat de schrijver, door aanleg en studie beide, ten volle voor zijne taak berekend bleek..
3 April 1891.
J.v.d.V.
Reyne Conste sal eenieghelyk minnen
Door de onkonste gaet Conste verloren.